Skip to content


Bladblazer

VROM.nl, oktober 2004

Bladblazer

“In september, all the leaves come tumbling down”, zingt Van Morrisson. Afgezien van het feit dat de blaadjes bij ons een maand later vallen, zijn mijn associaties met de herfst de laatste jaren een stuk minder prozaïsch. Herfst is het seizoen van de bladblazers geworden. In volle kracht bulderen ze weer door de buurt. De tuinterreur van suburbia.

Amerika is in veel zaken ons voorland, dus laat ik u een tafereel schilderen dat ik daar afgelopen voorjaar in Houston zag. Mijn aandacht werd getrokken door een oorverdovend motorgebulder. Toen ik omkeek, zag ik een simultaan optreden van één motormaaier en vier mannen met bladblazers. Ze droegen allemaal grote rode oordoppen en bewogen zich als zombies langzaam heen en weer over de paden in het park. In de lente vallen er weinig blaadjes van de bomen, maar in Houston hadden de bladblazers (‘blowers’) de functie van bezems overgenomen. Als het maar gemotoriseerd gaat.

Maar omdat die dingen zo hard blazen, waaien de papiertjes op de grond van het ene pad op het andere, waarna de collega -ook niet gek- het papiertje weer terugblaast. Ik kon m’n ogen niet geloven bij deze oorverdovende slapstick. Ondertussen bliezen de mannen onverstoorbaar door.

Ook in Nederland is tuinieren een luidruchtige hobby geworden. Het gebruik van de kettingzaag is tamelijk zeldzaam en voorbehouden aan het voorjaar, maar later in het seizoen komt er een keur van gemotoriseerde apparaten in actie. De motormaaier natuurlijk, want wie koopt er in ‘s hemels naam nog zo’n handmaaier. En dan de kantjesmaaier met zo’n gierend zwiepend kunststofdraadje. Tenslotte mag ook de elektrische heggeschaar niet ontbreken. U weet wel, een apparaat met zo’n kort snoertje dat zelfs de meest onhandige huis-en-tuinman hem niet meer kan doorknippen. En na een boel geworstel ziet de heg eruit alsof die afgeschroeid is in plaats van geknipt. De enige tuingereedschappen zonder snoertje of benzinetank zijn de snoeischaar en de schop. Maar ik vermoed dat ook daar hard op gestudeerd wordt.

Niets overtreft echter de bladblazer. Een luidruchtiger en nuttelozer apparaat is bij mijn weten nooit uitgevonden. Wie bladen of gras bijeen wil harken is met een grashark een stuk sneller klaar met als enige geluid het trillende schrapen van de hark over de grond.

Een bladblazer is niet handiger, sneller of beter dan een eenvoudige grashark. Wel duurder, zwaarder en vooral: een stuk luidruchtiger.

Hoe bestaat het dat in Nederland alle geluidsoverlast geregeld is, maar dat uitgerekend de bladblazer voluit kan brullen zonder dat iemand daar aanstoot aan neemt? Neem de scooters. Daar bestaan voorschriften voor. Zodra er een controle is, valt 90 procent door de mand omdat het apparaat is opgevoerd en de bestuurder geen helm draagt. Maar hoe rumoerig die scooters ook zijn, ze zijn wel in een oogwenk weer verdwenen. Varrroooeemm.

Dit in tegenstelling tot de vermaledijde blowers. Die krengen blijven eindeloos op dezelfde plek brullen. Juist omdat ze zo weinig effecief zijn, is de buurman een half uur in zijn tuin bezig om de blaadjes onder de boom bijeen te blazen.

Wat is het toch wat mensen ertoe brengt om de voorkeur te geven aan een stuk gereedschap alleen omdat er een snoer aan zit. Waarom neemt men toch klakkeloos aan dat gemotoriseerd ook beter betekent. Is het een ouderwets soort vooruitgangsgeloof? Of gewoon luiheid? Ik kom er niet achter, maar dat weerhoudt me er niet van een oproep te doen tot actie.

Meneer de Staatssecretaris, kunt u geen lawaaibelasting op die dingen heffen? Laten we zeggen een euro per decibel. Dan is het gauw afgelopen met die flauwekul en dan kunnen we volgende herfst misschien weer het neerploffen van de kastanjes horen. Immers, niet alle eikels hangen in de boom.

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2004

Posted in VROM.


Klimaatspagaat

VROM.nl, september 2004

Klimaatspagaat

KLIMAATSPAGAAT

Het leek wel ‘shock & awe’ op de klimaatdag die eind juni in Maarssen gehouden werd. Professor Pier Vellinga (faculteit aard- en levenswetenschappen, VU) voorspelde zelfs de ondergang van Nederland. Vellinga voorziet abrupte veranderingen van het klimaat als gevolg van het broeikaseffect. De gestaag stijgende temperatuur zou de warme golfstroom kunnen stoppen, of methaan kunnen vrijmaken uit de zeebodem. Dat zou de temperatuur nog verder verhogen omdat methaan, net als kooldioxide, een broeikasgas is. De op hol geslagen temperatuur zal het landijs op Groenland doen wegsmelten, hetgeen een zeespiegelstijging van vijf tot zeven meter betekent.

Amersfoort aan zee.

Om aan die plagen te ontkomen, betoogt de professor, is een 30% afname van de mondiale CO2-uitstoot een absoluut minimum. Dertig procent, houdt u dat even vast.

Maar hoe staat het eigenlijk met de CO2-beperking? Het Kyoto-protocol uit 1997 legt Nederland een reductie op van zes procent ten opzichte van 1990. Even wat cijfers: in 1990 was de Nederlandse uitstoot 165 miljoen ton CO2 per jaar, nu is dat 183 miljoen ton. Dat is een stijging van 10%. En toch claimt Nederland aan de Kyoto-norm te voldoen. Rara, hoe kan dat?

Dat Nederland toch een voldoende haalt voor Kyoto is voornamelijk te danken aan een boekhoudkundige truc. Er is namelijk een soort mestboekhouding opgesteld voor broeikasgas, die landen in staat stelt om de CO2-uitstoot in een ander land te beperken en de besparing op de eigen emissie in mindering te brengen. Mooie termen als ‘Clean Development Mechanism’ en ‘Joint Implementation’ moeten pijnlijk feiten verhullen, want de vreselijke waarheid is:

Het lukt ons niet om de CO2-uitstoot te verminderen.

Niet in Nederland en niet in de wereld. Dat laatste wordt duidelijk uit de meetreeks van Charles David Keeling op Hawaii. Hij mat er vanaf 1958 het CO2-gehalte en zag in de loop der tijd de waarde met 17% toenemen (waarvan 4% sinds 1990). De zogenaamde Keeling curve toont een gestaag stijgende CO2-concentratie in de atmosfeer en het is daarmee een tamelijk ontnuchterend en verontrustend plaatje. Zoekt u het eens op met Google.

Als het over klimaat gaat, staan verwachting en doelstelling haaks op elkaar. Eerst maar de doelstelling. Volgens Vellinga -daar is ie weer- is dertig procent minder CO2 het absolute minimum. Hij staat daarin niet alleen. De meeste wetenschappers raden dat aan omdat het op termijn (tot 2030) de temperatuurstijging tot twee graden zou beperken. Twee graden temperatuurstijging wordt gezien als de grens. Daarboven zijn de plagen van Vellinga niet langer uit te sluiten.

Maar wat is de verwachting? De OESO verwacht dat de wereld voorlopig nog sterk afhankelijk blijft van fossiele brandstof. Momenteel is 80% van alle energie afkomstig uit fossiele bron en de OESO verwacht daarin nog een lichte stijging. Daarenboven verwacht het International Energy Agency dat het totale energieverbruik tot 2030 met 60% zal groeien. Bij elkaar genomen betekent dat een verwachte toename van de CO2-uitstoot met 63%.

Voilà de klimaatspagaat: 30% daling is nodig, maar de verwachting is juist een 60% stijging.

Aan staatssecretaris Van Geel nu de taak om de CO2-beperking komend najaar hoog op de Europese agenda te krijgen. Hij moet daarbij behoedzaam manoevreren tussen voldoende daadkracht en economisch realisme. Van Geel beseft heel goed dat 30% reductie een mission impossible is, maar hij heeft nog een troef in z’n mouw. Hij wil de onmogelijke CO2-doelstelling verbinden met een andere Europese hersenschim: de kenniseconomie. Uit dat onmogelijke huwelijk zouden innovaties moeten ontspruiten op het gebied van duurzame energie. En hoe gek het ook klinkt, het zou nog best eens iets kunnen opleveren. Maar daarover volgende keer meer.

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2004

Posted in VROM.


Luister naar: De Zomerdenktank: Altruisme
VPRO Noorderlicht Radio / 20-07-2004 / 45 minuten
Moraal is een Darwinistisch Dilemma; sinds The Selfish Gene (Richard Dawkins, 1976) overheersde het idee van ‘survival of the fittest’, de sterkste en slimste krijgen de meeste nakomelingen. Is de mens van nature egoistisch en is moraal slechts een vernis van de beschaving? Volgens de primatoloog Frans de Waal niet. Hij schreef ‘Van Nature Goed’ waarin hij laat zien dat empathie, gelijkheidsdenken en moraal ook bij dieren, met name bij apen, voorkomt. De vooraanstaande etholoog is even in Nederland en schuift dan aan bij het gesprek over altruisme. De andere twee gesprekspartners zijn Prof. Wim Drees, theoloog en natuurkundige, en econometrist Matthijs van Veelen. Van Veelen promoveerde op het proefschrift Survival of the fair, waarin hij wiskundige modellen voor altruisme, eerlijkheid en moraliteit onderzocht.

Posted in Noorderlicht radio.


Klimaatspecial

VPRO Noorderlicht Radio / 29-06-2004 / 55 minuten
Op 30 juni organiseert het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu een klimaatdag. Centraal staat het broeikaseffect en de noodzaak om daar wat aan te doen. Onderzoekers, bedrijven en ministeries zullen staatssecretaris Van Geel adviseren over de beste manieren om het broeikasgas te beteugelen. Vandaag doen we hier alvast een verkenning. En dat doen we met klimaatonderzoeker Koos Verbeek van het KNMI en met hoogleraar Energietechniek Cees Daey Ouwens. Jos Wassink zal met hen een aantal veelbelovende technologieen doornemen. Voorbeelden zijn: de energieneutrale wijk Duindorp bij Scheveningen; winning van groen gas uit hout door ECN en ervaringen van het GVB Amsterdam met de waterstofbus, een deel van het CUTE-project: Clean Urban Transport for Europe.

Weblink naar vpro – beluister de klimaatspecial

Posted in Noorderlicht radio.

Tagged with , .


Kennisknelpunt

Brief De Groene Amsterdammer, 12 juni 2004

Kennisknelpunt

“Het knelpunt van de kenniseconomie ligt dus eerder in het vmbo dan op de universiteit”, stelt Ben Ligteringen in zijn essay over de kenniseconomie (De Groene, 29 mei). Met alle respect, maar hiermee slaat hij volgens mij de plank behoorlijk mis. Niet alleen is zijn stelling geen logische gevolgtrekking uit zijn verhaal, het is bovendien ook niet waar. Het knelpunt van de kenniseconomie ligt namelijk heel ergens anders: Op een punt dat Ligteringen eerder glashelder analyseert. Hij laat zien dat Nederland sterk is in patenten en publicaties, maar zwak in de geringe interesse in een wetenschappelijke loopbaan en in de achterblijvende vermarkting van de patenten.

Nu wordt de geringe interesse gecompenseerd door hooggeleerde immigratie (inmiddels is de helft van de promovendi afkomstig uit landen als Polen, Wit-Rusland en India), maar de werkelijke flessenhals van de Nederlandse kenniseconomie is het kennisgat tussen universiteiten en bedrijven. Een enkele uitzondering daargelaten bekijken bedrijfsleven en universiteiten elkaar in Nederland nog met veel argwaan. Bedrijven eisen medewerking van de universiteiten omdat die uit algemene middelen betaald worden en zich dus voor het algemeen welzijn zouden moeten inzetten. Universiteiten anderzijds spelen graag de kaart van de onaantastbare academische vrijheid.

In Finland hebben ze dat probleem twintig jaar geleden al opgelost. Onderzoeksgeld wordt daar voor de helft toegekend aan fundamenteel onderzoek en de andere helft aan toegepast onderzoek. Wie academische vrijheid wil, klopt dus bij het eerste potje aan. Het toegepaste fonds (Tekes met een jaarlijks budget van 380 miljoen Euro) koppelt onderzoekers van universiteiten aan het bedrijfsleven, doordat alleen subsidie toegekend wordt aan een partnerschap van beiden. Deze eenvoudige truc zorgt ervoor dat onderzoekers met hun ideeën op zoek gaan naar bedrijven die er iets in zien. Toegepast onderzoek blijft op die manier ook gefocusd. Tekes betaalt bij een project 80% van het onderzoek, het bedrijf dus maximaal 20% (en minder als er meer bedrijven aan meedoen). Genoeg investering om daadwerkelijk interesse te moeten hebben en te weinig om zeggenschap te claimen over het onderzoek.

Het Nederlandse innovatieplatform zou met het kant-en-klare Finse model de contacten tussen universiteiten en bedrijven aanzienlijk kunnen bevorderen. Het is mij een raadsel waarom dat niet gebeurt.

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2004

Posted in anders.