Skip to content


Genvoedsel verdient een kans

Trouw, Podium 17-07-2001

Genvoedsel verdient een kans

Opgeklopte angsten sturen de publieke opinie over genvoedsel. Dat de groene gentechnologie ook nieuwe kansen biedt komt nauwelijks ter sprake. Daar ligt een taak voor het komende debat over genetisch gemodificeerd voedsel.

Angst voedde destijds ook het debat over kernenergie. De meest gehoorde bezwaren tijdens de Brede Maatschappelijke Discussie betroffen de beheersbaarheid -1 ongeval in de 100.000 jaar- en het kernafval dat duizenden jaren radioactief blijft. Het terughoudende beleid dat de Nederlandse overheid sindsdien gevolgd heeft lijkt echter minder het resultaat van het maatschappelijk debat dan van de gebeurtenissen erna: de bijna-catastrofe in Harrisburg (maart 1979) en de totale chaos in Tsjernobyl (april 1986). Daarna lieten de angsten zich niet meer wegmasseren; de ingenieurs werden niet langer geloofd. Les uit het verleden: maatschappelijke angst kan een technologische ontwikkeling in een land stilleggen.

Ook de angst voor biotechnologie is niet nieuw. Toen het in de zeventiger jaren mogelijk bleek om stukken DNA van het ene organisme in een ander over te brengen (en daarmee bepaalde erfelijke eigenschappen), ontstond er bezorgdheid onder de onderzoekers. Door de zogeheten recombinant DNA technologie zouden geheel nieuwe organismen kunnen ontstaan waar de buitenwereld geen verweer tegen zou hebben. In het voorjaar van 1974 stelden de onderzoekers een onderzoeksstop (moratorium) in om de risico’s te analyseren. Die ongebruikelijke stap wekte argwaan bij het grote publiek. Nobelprijswinnaar James D. Watson schreef er later over: “In feite nodigden we zo het publiek uit om mee te doen in de besluitvorming. Dat hadden we nooit moeten doen.”

Later is gebleken dat DNA-uitwisseling bij bacteriën ook van nature voorkomt en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er in laboratoria succesvollere ziekteverwekkers gekweekt worden dan in de natuur tijdens drie miljard jaar evolutie. Ik wil de biologische wapenlaboratoria niet tekort doen, maar de meest gevreesde virussen van de laatste tijd (AIDS, Ebola) kwamen uit het bos, niet uit het lab. Toch hebben latere inzichten de gewekte argwaan tegen ‘genetische manipulatie’ nooit kunnen wegnemen. In tegendeel: dezelfde sluimerende vrees vormt nu een vruchtbare voedingsbodem voor de angstcampagnes van Greenpeace (‘rattengenen in uw sla’).

Een verschil met de jaren zeventig –en daarmee kan Greenpeace zich gelukkig prijzen- is dat gentechnologie dichterbij gekomen is. Ging het destijds om afgelegen laboratoria omgeven door prikkeldraad en voorzien van luchtsluizen, nu gaat het om voedsel. Met andere woorden: het gaat om onszelf. Dat vraagt wel erg veel vertrouwen.

De huidige angsten voor genetisch veranderd voedsel betreffen vooral de veiligheid (is het wel gezond?) en de verspreiding (wat als er een natuurlijk gewas door bevrucht wordt?). Het laatste roept herinneringen op aan het moratorium van 1974. In de natuur bevrucht alles immers alles zodra het maar even de kans krijgt en dat gaat al drie miljard jaar zo. Stel je voor: een gemodificeerd gewas is immuun gemaakt voor een bepaald ongedierte en het stuifmeel ervan waait over naar het ongemodificeerde veldje ernaast. Als het gewas er baat bij heeft kan die nieuwe eigenschap ook daar aanslaan. Voor de fabrikant is dat een nachtmerrie, want die verliest zo z’n gepatenteerde genen. De bioboer zou waarschijnlijk wel blij zijn met zo’n sterk gewas en het ongedierte zou z’n heil elders moeten zoeken. Ongewenste verspreiding is de reden waarom fabrikanten van gemodificeerde gewassen hun producten liefst onvruchtbaar maken. Maar àls dat een keer misgaat is het waarschijnlijk dat de omgeving er alleen baat bij heeft.

De zorg over voedselveiligheid vind ik niet altijd even geloofwaardig. Van oudsher eet de mens alles wat eetbaar lijkt; Het is nog niet zolang dat we ons kunnen permitteren kieskeurig te zijn. Ons omnivore lichaam heeft tegen giftig voedsel een verdediging ontwikkeld (braken of diarree) die nog steeds springlevend is, zoals menig reiziger ondervindt. Niemand vraagt zich af uit welke chemische stoffen broccoli bestaat, of kiwi of sterfruit. We proberen gewoon een stukje. Maar in het geval van genetisch veranderd voedsel eisen we dat iedere component ervan in kaart gebracht is en gegarandeerd non-toxisch.

Een andere illustratie van de voedselhypocrisie is het verschil tussen geëiste voedselveiligheid en eetgedrag. Hoe geloofwaardig is de bezorgdheid over voedsel in het land van de kroket? Hoe het broodje gezond te rijmen met toenemend overgewicht, alcoholgebruik en fastfood? Waarom is er zo weinig bezorgdheid over de cocktail van emulgatoren, stabilisatoren en kleurstoffen in ons dagelijks menu? Hoe serieus is die voedselbezorgdheid eigenlijk?

De verwende westerse consument heeft niet veel te winnen bij genvoedsel en dat zal de acceptatie niet ten goede komen. De winst is te verwachten bij de industrie en –verrassenderwijs- ook in ontwikkelingslanden. Monsanto kan rijk worden aan resistente maar onvruchtbare gewassen. Maar ook kunnen boeren in ontwikkelingslanden hogere oogsten tegemoet zien met genetisch verbeterde gewassen. Minister Herfkens heeft dit terecht gesignaleerd, maar vergat wel de vraag te stellen of arme boeren de nieuwe gewassen kunnen betalen. Potentie en realiteit liggen wat dit betreft nog ver uiteen, zoals ook Harrie Oppenoorth, Inez Staarink en Geert Ritsema constateren (Podium, 14 juli). Wantrouwen jegens de industrie blijft geboden, zeker wanneer deze zich betrokken toont met ontwikkelingslanden. Blijft staan dat genetische modificatie de potentie lijkt te hebben om gebruik van pesticiden te verminderen en oogsten op schrale grond te verbeteren. Dat zijn grootse perspectieven, maar aangezien de westerse consument er geen directe baat bij heeft, baseert hij z’n mening liever op z’n (goedgevulde) onderbuik. Dit voorjaar zond de IKON een documentaire uit waarin biotechnologen uit ontwikkelingslanden aan het woord kwamen. Ik herinner me een Nigeriaan die de westerse bezorgdheid aan de kaak stelde: “Wie denken jullie wel dat je bent om het gebruik van een technologie te verbieden die hier miljoenen mensen van de hongersnood te redden.” Ondertussen babbelden in Londen huisvrouwen in een knusse keuken over wat er allemaal fout zou kunnen gaan met genvoedsel. Onderbuikgevoelens versus hongersnood.

Het wordt hoog tijd dat de psychologische balans tussen angsten en kansen hersteld wordt. Een ongenuanceerde afwijzing van genvoedsel -zoals milieubewegingen voorstaan- betekent belangrijke gemiste kansen voor zowel milieu als voedselproductie. Ik denk dat we ons beter druk kunnen maken over de sturing van gentechnologie; Hoe zorgen we ervoor dat niet alleen de industrie, maar ook de derde wereld er baat bij heeft? Hoe houden (krijgen) we controle over de multinationals die de gentechnologie beoefenen? Hoe voorkomen we dat genetische kennis dicht gepatenteerd wordt. Dat lijken mij wezenlijke vragen, maar andere criticasters lopen liever als tomaat verkleed over straat.

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2001

Posted in Trouw.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.