Skip to content


Elektronische avonturen in museumland

ARTIKEL AV Magazine januari 1995

Elektronische avonturen in museumland

“tentoonstelling of CD-i, wat maakt het uit?”

“Laatst in een videotheek vraagt een man met z’n zoontje naar CD-i. Hadden ze van gehoord. Een man die ik niet in het museum verwacht. Die heeft wel wat anders aan z’n hoofd. Affijn, die baas laat ze wat CD-tjes zien en dan kiest dat jongetje ‘De Vliegende Hollander’. Kijk, dan horen ze daar thuis toch eens over de V.O.C. en over Batavia. En wie weet wat daarvan komt. Tentoonstelling of CD-i, het gaat er om dat je het gat naar het publiek overbrugt”
Aan het woord is conservator Leo Akveld van het Rotterdamse Maritiem Museum Prins Hendrik. Eind oktober had men daar een primeur: als eerste in Nederland presenteerde het museum de CD-i ‘De Vliegende Hollander’.
Het is niet de eerste media primeur van het Maritiem Museum. In november ’86 maakte het museum een beeldplaat met 26.000 foto’s van museumvoorwerpen. Met die plaat wilde het museum z’n bezoekers een kijkje gunnen in het depot. Ook voorwerpen die niet in het museum te zien waren, wilde men aan het publiek tonen. Daartoe werd de beeldplaat met foto’s gekoppeld aan een catalogussysteem. Naast de beschrijving op een computerscherm verscheen er een foto op een aparte videomonitor. Dat systeem is -enigszins aangepast- nog steeds in gebruik.
In de tussenliggende tijd is de informatie-technologie sterk ontwikkeld, maar hoe zit het met de toepassing ervan binnen musea?

Een kleine rondvraag leert dat verschillende Nederlandse musea inmiddels computers inzetten om hun publiek te informeren. Hoewel er geen officieel overzicht van bestaat, lijkt momenteel een klein dozijn musea interactieve presentaties te ontwikkelen. Onder hen het Kunstmuseum Boymans-van Beuningen, het Museon en natuurlijk het Maritiem Museum Prins Hendrik.
Ondanks grote verschillen in programma’s en apparatuur tekenen zich drie soorten toepassingen af: de electronische catalogus, de kiosk en de publiekstitel.

BEELDBANK

De electronische catalogus van het Maritiem Museum bevat naast 26.000 foto’s ook beschrijvingen van 13.000 voorwerpen. Oorspronkelijk werd het systeem in een speciale loge in de hal geplaatst. Dat werkte niet goed. Plaatsvervangend hoofd van de bibilotheek Brand: “Mensen kwamen naar ons toe om hun jassen af te geven en anderen dachten dat wij de bewaking waren.” De filosofie was om het systeem zo dicht mogelijk bij de bezoeker te brengen, maar alleen speciaal geïnteresseerden bleken baat te hebben bij zo’n uitgebreide catalogus. En die mensen weten ook de museumbibliotheek te kunnen vinden waar het systeem nu ondergebracht is. Volgens Brand wordt het systeem zo’n kleine honderd maal per week geraadpleegd. “We krijgen allerlei mensen: genealogisch geïnteresseerden, modelbouwers, scheepsbouwers, studenten en journalisten. Dat soort mensen komt over het algemeen ook vaker terug.”

Een dergelijk systeem draait sinds twee jaar ook in het Rotterdamse kunstmuseum Boymans-van Beuningen onder de naam Beeldbank. Deze catalogus bevat afbeeldingen èn beschrijvingen van de complete collectie Oude Schilderkunst: elfhonderd schilderijen van zeshonderd verschillende schilders. Ook hier wilde men in staat zijn om schilderijen uit het depot (tweederde deel van de collectie) aan het publiek te tonen. Net als bij het Maritiem Museum is de elektronische catalogus in een rustige werkomgeving geplaatst. In het publieksdepot tussen dicht opeengehangen schilderijen aan gaasrekken.
Bij de eerste aanraking van het scherm verschijnen de opties ‘Rondleidingen’, ‘Kunstenaarsbiografieën’, ‘Land en Tijd’, ‘Thema’s’, ‘Schilderijencatalogus’ en ‘Bediening van het publieksinformatiesysteem’. Na aantikken van ‘Schilderijen-catalogus’ verschijnt er een lijst van kunstenaars. De lijst loopt vanaf ‘Abels, Jacob’ tot ‘Bruegel de Oude, Pieter’. Een vingerstreek over Breughel en een nieuwe lijst verschijnt: schilderijen van Breugel waaronder ‘Toren van Babel, 1555’. Even aantippen en na enkele ogenblikken verschijnt het schilderij op de computermonitor met de vermelding ‘olieverf, paneel, 60 x 74,5 cm’. Naast het plaatje een halve pagina tekst: “Bruegel die Rome bezocht heeft, heeft voor de ‘Toren van Babel’ het Colosseum van het oude Rome als inspiratiebron gebruikt..”. Kijk, zo leer je nog eens wat. Maar …. is het plaatje eigenlijk wel helemaal scherp?
“De beeldkwaliteit is niet optimaal”, erkent Paul Teunissen die als kunsthistoricus bij de ontwikkeling van de Beeldbank betrokken was. “Veel plaatjes zijn van dia’s afkomstig. Die legden we dan onder een videocamera en van daaruit de computer in. Het beeld werd er door al die tussenstappen natuurlijk niet beter op. Maar toen kon dat niet anders.
Maar als dat zo gebrekkig ging, waarom dan niet voor beeldplaat gekozen, zoals het Maritiem Museum? Chris Will, educatief conservator van Boymans: “We hebben natuurlijk eerst ook gedacht aan beeldplaat, maar toen wij begonnen (in ’89) ontstond net de mogelijkheid om beelden in de computer op te slaan. En het voordeel daarvan is dat je beelden kunt toevoegen of vervangen. Sommige plaatjes zijn inmiddels vervangen door betere afbeeldingen.” Hij zoeft door wat menu’s en daar verschijnt een kraakhelder plaatje op het scherm. De techniek ontwikkelt zich snel.

Een electronische catalogus maakt gebruik van gegevens uit de museumregistratie zoals die door museummedewerkers geraadpleegd wordt. Maar de informatie voor het publiek verschilt van die voor de medewerkers. Ron Brand: “Het publiekssysteem is een uittreksel van het catalogussysteem. Bepaalde informatie zoals de plaats in het depot en de verzekerde waarde, staan er niet in.” Maar op sommige punten is de publieksinformatie juist uitgebreider dan het catalogussysteem. Zo schreef Paul Teunissen voor alle elfhonderd schilderijen beknopte achtergrondinformatie en voor alle zeshonderd kunstenaars korte biografieën.
Omdat een electronische catalogus voor studie- en researchdoeleinden gebruikt word, is volledigheid een vereiste. Maar dat betekent niet dat het hele museumbezit in de computer moet. Boymans-van Beuningen bijvoorbeeld heeft alleen de verzameling Oude Kunst ingevoerd omdat een Beeldbank van het hele museum niet haalbaar was.

KIOSK

De rol van een kiosk is heel anders dan die van een beeldbank. Is de catalogus in het leven geroepen om voorwerpen uit het depot te tonen, de kiosk geeft juist informatie over objecten uit de tentoonstelling. De kiosk geeft context en samenhang van geëxposeerde voorwerpen.
Een voorbeeld. De tijdelijke tentoonstelling ‘Spiegels van Tijd en Ruimte’ in het Haagse Museon toont batik-doeken uit het Javaanse district Tuban. In een hoek staat een computer die tot aanraken noodt. Een kaart van Java verschijnt, de computer zoomt in op een deelgebied. De volgende inzoom kiest de gebruiker: Noord, Oost, Zuid, West of Centrum. Een nieuw scherm verschijnt met een korte karakterisering van de regio. Icoontjes links onderin het scherm geven de volgende keus aan: een schouderdoek of een heupdoek. Na aanraken van het rechtersymbooltje verschijnt een een afbeelding van een doek die even verderop tentoongesteld is. Op de monitor staat een korte uitleg: “In het centrum van Keruk woont de verfster. Zij geeft de weefsels uit alle windrichtingen hun kleur. Wit, blauw en rood”. Onder het fotootje van de doek een symbool van een vergrootglas. Even aantippen en binnen een soort loupe is een detail van het doek zichtbaar. Rechts is te lezen: “de patronen op de doek verbeelden de sawa, het natte rijstveld”. En inderdaad zijn, met enige fantasie, natte slierten gewas te herkennen.
Beknopte achtergrond-informatie en samenhang geven zonder de aandacht af te leiden van de voorwerpen die de hoofdrol spelen. Dat lijkt de belangrijkste rol van een kiosk binnen een museum.

MUSEUM OP EEN SCHIJFJE

Terug naar de CD-i van het Maritiem Museum. Conservator Leo Akveld herinnert zich: “Philips wilde iets cultureels, WVC had geld klaarliggen voor iets innovatiefs en onze toenmalige directeur Koops had er wel oren naar.” Zo ging Akveld samen met regisseur Pier Tholen van Wigant Interactive Media eind ’92 aan de slag. “En omdat niemand precies wist wat het moest worden, kregen we carte-blanche.” Uiteindelijk namen ze de V.O.C. als onderwerp en een 18e-eeuwse reis vanaf Rotterdam via Batavia naar de rest van Azië als rode draad. De speler maakt die reis in een onderzeeboot waarin zich een studeerkamer en een controlekamer bevinden. In het ene vertrek kan de speler informatie opzoeken en in het andere op zoek gaan naar voorwerpen die op de zeebodem te vinden zijn. Zo werkt de CD-i op twee fronten: een spel voor de jeugd en informatie voor de ouderen.
Ook het museum Boymans-van Beuningen overweegt een schijfje uit te brengen. Een CD met drie- to vierhonderd topstukken uit de verschillende afdeling van het museum onder de werktitel: ‘The Best of..’. Hier telt de volledigheid niet, het gaat erom dat men buiten het museum een indruk krijgt wat er binnen te zien is. Het museum hoopt hiermee extra bezoekers te trekken.
Maar een publiekstitel op CD-i of CD-ROM kan ook een tentoonstelling overbodig maken. Zo overlegt Leo Akveld met musea in de landen rondom de Noordee. In die groep heeft hij het voorstel gedaan om in plaats van de geplande reizende tentoonstelling over de Noordzee een CD-i uit te brengen. “Dat scheelt een boel gesjouw”. Maar die authentiek uitstraling van de echte objecten dan? Akveld: “Ik ben zelf weldegelijk gevoelig voor die uitstraling van voorwerpen, maar de gemiddelde bezoeker kijkt daar anders tegenaan. De waarde van de voorwerpen wordt bepaald door de context, door het verhaal. En soms is dat verhaal belangrijker dan de voorwerpen. Kijk maar ‘ns hoeveel catalogi er verkocht worden aan mensen die de tentoonstelling nooit hebben bezocht.”

copyright � Het Inzicht / Jos Wassink, 1995

Posted in anders.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.