Skip to content


‘Multimedia’ doolhof voor musea

ARTIKEL Museumvisie 1993, nr. 3

“Media horen niet in musea. Ze maken herrie, leiden de aandacht af. De beelden zijn lelijk, je hebt er geen controle over en ze creëren opstoppingen. Als het perse moet, dan maar in de gang naast het toilet, maar niet op de zalen.” Zo opende Jean Marie Humbert (Musée du Louvre) provocerend het 2-jaarlijkse congres van de AVICOM (AV-tak van de International Counsel Of Museums) dat van 8 tot 12 juni 1993 gehouden werd in Pordenone, Italië. Het was aan de circa 40 deelnemers om in de volgende dagen voorbeelden aan te dragen van geslaagde media-toepassingen. Maar tussen droom en daad gaapte vaak een diepe kloof.

De informatie-dichtheid van de bijeenkomst was gering. Het congres duurde een week, maar veel voordrachten bleken weinig informatief of niet erg toegesneden op de doelgroep. De zaal veerde op als er een goed praktijkverhaal gebracht werd ter afwisseling van een reeks van promotionele voordrachten. Vaak had ik het gevoel naar weer een verkooppraatje te luisteren. Dat gebeurde meestal tijdens bijdragen van ondersteuningsburo’s in de informatica- of communicatie-sfeer. Navraag in het informele circuit bevestigde dat in een aantal gevallen de spreker inderdaad betaald had om een voordracht te mogen houden. Italiaanse toestanden, net wat u zegt. Wat overigens ook een verklaring kan zijn voor de buitengewoon passieve houding van de voorzitter wanneer een spreker zijn tijd ruimschoots overschreed. Geldgebrek zal waarschijnlijk ten grondslag liggen aan deze ‘infomercials’, want het congres was overigens goed georganiseerd: een goed maar te groot congrescentrum, uitstekende tolken-service e.d. Maar ik zou er de voorkeur aan gegeven hebben om het dubbele aan inschrijfgeld te betalen (nu Fl. 200,-) voor de helft van de tijd (nu een week) om intensief ervaringen te kunnen delen met collegae, want daar ging het toch om ?!

NIEUWE MEDIA

Nauwelijks hebben klassieke media als video en banddia, ondanks aanvankelijke reserves, een plaats gevonden binnen musea of ‘De Nieuwe Media’ dienen zich aan. ‘Multimedia’ en ‘De Nieuwe Media’ zijn woorden die lekker in de mond liggen en waarvan de betekenis derhalve vaak schuil gaat achter verbale rookgordijnen. Toch bleken de op het AVICOM-congres gepresenteerde plannen en pilot-projects wel enige gemeenschappelijke kenmerken te hebben; meestal ging het over een hypercard-achtige database. De beelddragers zijn verschillend; afwezig, beeldplaat of gecomprimeerd digitaal. De gebruikers zijn de ene keer alleen het museumpersoneel, een andere keer de bezoekers of ook wel beiden. De toegang is via werkstations, via bezoekers-terminals in de opstelling, via modem of via Viditel. De informatie heeft betrekking op de voorwerpen zelf; op achtergronden ervan; op de musea of op tentoonstellingensagenda’s.
Kortom, de mogelijkheden zijn onbeperkt, en dat lijkt tegelijkertijd het probleem. Want bij één van de weinige ècht gerealiseerde projecten, een voor publiek en personeel toegankelijke catalogus van 9000 voorwerpen uit de Inuït-verzameling van het Nationale Museum van Denemarken, bleek hoe gigantisch veel werk het is om alle informatie over de voorwerpen niet alleen in te voeren, maar ook te schrijven. Projectleidster Tina Wanning beschreef de computer als een ‘black hole’ voor alle moeizaam geschreven kopij.
Ook de heer Maggetto (Bassilichi Informatica, Florence) was het uit zijnruime ervaring met dergelijke projecten duidelijk geworden dat de invoer van informatie al snel problematisch wordt. Zijn visie: bij multimediale projecten zit de samensteller (Assemblage Artistico) als een spin in het web, en wordt terzijde gestaan door consultants (conservatoren en andere wetenschappers) en een taskforce (een bataljon typisten). Om de zelfstandigheid van musea bij dit soort projecten te vergroten wordt er, niet alleen bij Bassilchi, gewerkt aan een auteurstaal waarmee conservators hun eigen ‘multimediale’ presentaties kunnen samenstellen.

AMATEURISTISCH

Maar of museumpersoneel in staat is om met behulp van dergelijke hulpprogramma’s zelf aantrekkelijke presentaties samen te stellen, is twijfelachtig. Dat klinkt niet erg aardig, maar verreweg de meeste audiovisuals die getoond werden waren larmoyant amateuristisch. Slechte beeldkwaliteit, onrustige cameravoering, veel te lang, van begin tot eind volgepraat, keiharde muzak eronder … kortom, alle amateurfouten waren ruim vertegenwoordigd. Met die beelden nog vers in het hoofd lijkt het me uitermate onwaarschijnlijk dat een ingewikkelder medium (multimediale computer i.p.v. video) zal resulteren in betere programma’s. Eerder slechtere, ben ik bang.

Maar zelfs een goed programma is voor een museum geen eindprodukt. Het gaat uiteindelijk om de tentoonstelling waarvan het programma een onderdeel is. Marie Françoise Delval (Direction de Musées de France) diste uit haar 18-jarige ervaring enige voorbeelden op van wat er allemaal mis kan gaan (en gaat) bij de implementatie van audiovisuele programma’s in tentoonstellingen. Geluidsoverlast in de tentoonstelling of juist onverstaanbaar zacht; programma’s van tien minuten en langer maar geen stoel te bekennen; spots reflecteren in de monitor; apparatuur geeft teveel warmte af; niemand weet storingen te verhelpen; negeren van brandweervoorschriften in tijdelijke mini-theaters … Om maar eens wat te noemen. En op welk banaal niveau de implementatie soms al de mist in gaat, bleek toen ze bij toeval een geïnstalleerde overvloeiprojectie bezocht. De 2 projectoren projecteerden niet over elkaar, maar naast elkaar. Tijdens het programma keken de bezoekers dus steeds wisselend naar links en rechts. Delval: “Comme à Roland-Garros”.
Het lijkt er op dat alleen zeer doordachte media-toepassingen enige kans van slagen hebben binnen de museale context. Daarvan zijn gelukkig ook voorbeelden te vinden. Een veelbelovend project is bijvoorbeeld het nieuwe Musée Nationale d’Histoire Naturelle in Parijs. De structuur en functie van de audiovisuals is glashelder; in de tentoonstelling zijn er drie soorten video’s. De ‘surprises visuelles’: op opgehangen of ingegraven monitoren tussen opzette dieren in, zullen ook levende dieren te zien zijn (maximaal 30 seconden en stom). Daarnaast de ‘argumentaires’: 2 minuten durende video’s die korte aanvullende informatie verschaffen bij de tentoonstelling. En voor elk van de drie afdelingen van het museum tenslotte een langere film (6 à 10 minuten) die een samenvatting geeft van het thema van de doorlopen tentoonstelling. Naast deze video’s komen er beeldbanken (imagiciels) – met als hoofdthema de biodiversiteit- die door de bezoeker zelf te bedienen zijn als een uiterst toegankelijk plaatjesboek met achtergrondinformatie.
De functies van de audiovisuele opstellingen binnen deze context zijn divers en weldoordacht: illustratie; confrontatie; samenvatting en naslagwerk. Vanaf volgend voorjaar is in Parijs te beleven hoe dit concept werkt.

MICROSEX

Waarom proberen we het ondanks alles toch elke keer weer ?
Media en musea, bedoel ik. Een veelzijdige en verwarrende verhouding, die af en toe resultaten oplevert die onvergetelijke indruk maken. Soms werkt het. Maud Livrozet van La Villette, Parijs (inderdaad veel Fransen) presenteerde een hele reeks video-toepassingen binnen de Cité des Sciences et de l’Industrie. En de aardigste was gelijk de eenvoudigste: Microsex. Op een tentoonstelling over micro-organismen moest getoond worden hoe eencelligen zich voortplanten. Nu bestaan daar gewoon microscoop-opnamen van, afkomstig van wetenschappelijke instituten, maar dat soort filmpjes krijgt op een tentoonstelling geen moment de aandacht. Het wordt anders als je het filmpje van commentaar laat voorzien door een zeer zwoele vrouwestem; de monitor in een cabine onderbrengt en het hokje afschermt door een rood gordijn. Dan wordt het opeens DE attractie van de tentoonstelling.
Goede ideeën zijn vaak simpel.
Net als goede techniek overigens. Het lijkt erop dat de AV-wereld zich massaal het hoofd op hol laat brengen door de ‘onbegrensde mogelijkheden’ en de ‘duizelingwekkende perpectieven’ van De Nieuwe Media. Ook tijdens de AVICOM-conferentie was de meest gehoorde uitdrukking ‘Je Kunt’; Je Kunt vergroten en verkleinen; Je Kunt de plaatjes bijwerken; Je Kunt velden toevoegen; Je Kunt anders zoeken; Je Kunt ook geluid opslaan; Je Kunt …
Het zou de dialoog tussen AV-wereld en musea (of andere opdrachtgevers) goed doen als de talloze ‘Je Kunt’-s vervangen werden door ‘Wilt u’; ‘Bedoelt u’; ‘Meent u’; ‘Denkt u’; ‘Realiseert u zich’ … etcetera. En als inhoud en context eenmaal boven water zijn, dan is er altijd wel een geschikt medium voor te vinden. Zoals de vlot-gebekte Madame Hocquard (Ecole du Louvre) het samenvatte: “Technologie, c’est un moyen. Pas de contenu ? Pas de technologie !”.

copyright � Het Inzicht / Jos Wassink, 1993

Posted in anders.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.