Skip to content


IS DAAR IEMAND ?!

ARTIKEL Haagsche Courant 16-05-1995
IS DAAR IEMAND ?!

Prof. W de Graaff:
“Het zou mij verbazen als er geen buitenaards leven bestaat”

“Snel vooruit naar één miljard jaar na Christus. Langs de kust van een oceaan van vloeibaar methaan, onder een ondoordringbaar oranje wolkendek, loopt een wezentje. Het stopt, bukt en vindt een klein diamanten schijfje. Beschermd onder het glimmende oppervlak staat in piepkleine lettertjes een boodschap. Afkomstig van de planeet Aarde.”

Aldus begon het blad New Scientist het bericht dat er binnenkort een boodschap aan buitenaardse wezens verstuurd zal worden. Een diamanten schijfje ter grootte van een rijksdaalder, met ingegraveerde lettertjes van een duizendste millimeter groot, wordt in 1997 met de Huygens ruimtesonde gelanceerd met bestemming Titan, een maan van Saturnus. Volgens plan zal het verkenningstoestel er in 2004 een zachte landing uitvoeren. Het kleinood aan boord van de sonde wacht dan als een soort poste restante totdat een ontvanger zich meldt. Maar zijn er wel ontvangers en zullen die zich ooit melden?

Emeritus hoogleraar Prof. Dr. W. de Graaff leidde vanaf 1961 het laboratorium voor ruimteonderzoek van de Universiteit Utrecht, waar met name onderzoek gedaan wordt naar ultraviolet- en Röntgenstraling van hemellichamen. Daarnaast heeft hij naar eigen schatting zo1n 500 lezingen gegeven over ruimtevaart, sterrenkunde en buitenaards leven. Dat laatste noemt hij “een pure liefhebberij”. Bij de amateur-astronomie vereniging Stichting De Koepel echter, waarvan De Graaff voorzitter is, oogst hij bewondering met de manier waarop hij wetenschappelijk denken combineert met een zeer open en tolerante houding tegenover het onbekende. Wat denkt iemand met zo1n reputatie over het plan om een boodschap van de aarde achter te laten op Titan?

De Graaff: “Er zijn wel meer van dat soort boodschappen verzonden. Ik herinner me dat ze in �74 met de nieuwe radiotelescoop van Arecibo op Puerto Rico drie minuten lang een morse boodschap verzonden hebben naar een sterrenstelsel dat 24.000 lichtjaar bij ons vandaan staat. (1 lichtjaar = de afstand die het licht met een snelheid van 300.000 km/sec in één jaar aflegt, dat is iets minder dan tien-duizend-miljard kilometer, jw). Als ze die boodschap daar inderdaad ontvangen, is dat over 24.000 jaar. Dan moeten ze daar wel radio ontvangen, en toevallig net die drie minuten hun antennes onze kant op gericht hebben èn het signaal als ‘intelligent’ herkennen. Dat is al aardig onwaarschijnlijk, maar stel dàt. Stel dan ook eens dat ze een boodschap terugsturen, dan bereikt die over nog eens 24.000 jaar de aarde. Dan zouden mensen op aarde er over zo1n vijftigduizend jaar aan moeten denken om hun radio1s af te stemmen op een eventueel antwoord van enkele minuten. Nee, dan is zo1n schijfje reëler. Dat is geen communicatie, alleen maar informatie.”
Het schijfje is ondermeer gericht aan intelligent leven dat zich mogelijk op Titan zou ontwikkelen. Maar volgens De Graaff is die aanname op z1n zachtst gezegd speculatief voor een maan met een atmosfeer bestaand uit stikstof en methaan en een gemiddelde temperatuur van ruim 170 °C onder nul. Bovendien zou voor het lezen en begrijpen van zo1n boodschap het leven op Titan een hoge graad van ontwikkeling bereikt moeten hebben en er is niets dat daar op wijst, integendeel. “Maar wie weet,” vervolgt hij met pretoogjes, “is er wel intelligent leven en krijgen we binnenkort de boodschap terug: ‘Hou je rotzooi bij je’.”
Ook Extra Terrestrials van buiten ons zonnestelsel die Titan zouden bezoeken lijken De Graaff geen erg waarschijnlijke optie: “Als je van buitenaf dit zonnestelsel binnenkomt, en je zou een beetje rond kunnen kijken, dan is Titan toch niet de eerste keuze om op te landen. Mòchten ze daar al toe beslissen, dan zouden ze op dat hele oppervlak toevallig net dat muntje moeten vinden dat wij er ooit neergelegd hebben. Ach, kom!”
Is het hele project dan een onwaarschijnlijk verhaal van een dolle ruimtekunstenaar? Wat kan de motivatie zijn om zo1n diamanten munt naar Titan te schieten als naar alle waarschijnlijkheid niemand ‘m ooit terug zal vinden? Prof de Graaff hoeft daar niet lang over te denken: “PR. Het spreekt tot de verbeelding van mensen, en daar moet je tegenwoordig wel op inspelen om geld voor je onderzoek te krijgen. Wetenschappelijk heeft zo1n boodschap de laagste prioriteit, maar het zorgt wel voor publiciteit. En de kosten zijn laag: zo1n honderdduizend gulden op een totaal budget van vijf miljard. 1/50 promille, dat is toch alleszins redelijk.”

NIET ALLEEN

Als je er over nadenkt is het onwaarschijnlijk dat er alleen op aarde leven zou zijn ontstaan. De zon is slechts één van de ruim honderd miljard sterren die de melkweg vormen en het heelal telt vele miljarden van dergelijke sterrenstelsels. Vanaf Gallileo heeft de wetenschap herhaaldelijk laten zien dat de aarde geen bevoorrechte plaats innneemt in het heelal, onze intuïtie ten spijt. Dus waarom zou dat wat betreft de ontwikkeling van leven wel zo zijn?
Alleen is het moment dat een intelligente levensvorm bestaat, die in staat is tekenen van leven te verzenden of te ontvangen, een zeer korte flits in het bestaan van een planeet. Het leven op aarde bijvoorbeeld heeft zich heel langzaam ontwikkeld. De mens bestaat op z’n best enkele miljoenen jaren terwijl de Aarde zo’n 4,5 miljard jaar oud is. De periode van het menselijk leven beslaat dus nog geen promille van de leeftijd van de Aarde. En pas sinds een paar eeuwen zijn we in staat om serieus te denken over, en onderzoek te doen naar onze plaats in het heelal. De periode dat er op aarde serieus over buitenaards leven gedacht kan worden, is dus nog geen tienmiljoenste deel van de leeftijd van ons zonnestelsel.
Bovendien is de tijd dat we tot zulke wetenschappelijke activiteiten in staat zijn naar alle waarschijnlijkheid beperkt, stelt De Graaff. “Want met onze technologische ontwikkeling zijn ook de mogelijkheden tot zelfdestructie toegenomen. Of zoals de Duitse astronoom Sebastian von Hoerner zei: ‘Ik hoop dat de groene mannetjes nog even wegblijven, want ik zou ze niet kunnen uitleggen hoe het kan dat we slim genoeg zijn om een atoombom te maken en tegelijk dom genoeg om het te doen ook.'”

De radio-astronoom Francis Drake heeft een formule opgesteld voor de kans dat er tegelijk met ons ook elders technologisch hoog ontwikkelde beschaving bestaan. Hij stelt daarvoor vier voorwaarden op en komt daarmee op een schatting van het aantal planeten waar gelijktijdig intelligent leven voorkomt.
De eerste voorwaarde is dat een geschikt zonnestelsel planeten moet hebben. De tweede voorwaarde is dat zo’n planeet levensvatbaar moet zijn. Als derde beperking gaat hij uit van een beperkte duur van zo’n technologische beschaving. Drake stelt die levensduur op 1000 jaar. Tenslotte moet zo’n buitenaardse cultuur in de tijd samenvallen met onze fase van ontwikkeling, want anders hebben wij de middelen en de kennis niet om iets van hen te vernemen. Met die aannames komt hij op een schatting van duizend plaatsen voor gelijktijdig intelligent leven binnen ons melkwegstelsel alleen.
Aangemoedigd door deze schatting zijn de Amerikanen in 1985 van start gegaan met het META-project (Mega channel Extra Terrestrial Assay) dat gericht luistert naar radiosignalen die wijzen op buitenaards leven.
De Graaff: “Ze luisteren op acht miljoen kanalen en analyseren die signalen op regelmaat. Periodieke signalen -zoals morseboodschappen- worden automatisch herkend. Verder is de gevoeligheid zo hoog dat ook gewone radio- en televisiesignalen vanaf een andere planeet ontdekt zouden worden. De Aarde zou zich voor META als een grote zoemende bijenkorf manifesteren. Desondanks is er in de afgelopen tien jaar nog niets gevonden wat op buitenaards leven wijst.”
Daaruit kan overigens niet geconcludeerd worden dat ‘er niets is’. De enige gevolgtrekking is dat er zich binnen een afstand van tien lichtjaar van de aarde geen beschavingen bevinden die van radiogolven gebruik maken in het onderzochte frequentiegebied.

ONBEREIKBAAR

Overtuigd als hij is van het bestaan ervan, gelooft De Graaff niet dat we ooit een teken van buitenaards leven zullen vernemen. Laat staan dat we er in contact mee zouden kunnen komen.
Door de eindigheid van de lichtsnelheid zijn radiosignalen honderden tot duizenden jaren onderweg, wat niet bevorderlijk is voor een sprankelende conversatie. We zijn dus puur door de afstand hermetisch gescheiden van eventuele andere beschavingen.
Dat is althans het beeld dat uit onze huidige wetenschappelijke kennis en inzichten naar voren komt. De Graaff wijst er echter op dat de wetenschap de waarheid niet in pacht heeft: “Ik kan nooit uitsluiten dat er morgen een wetenschappelijke ontdekking wordt gedaan die dit allemaal op z’n kop zet. Ik acht dat uiterst onwaarschijnlijk, maar ik kan het niet uitsluiten. Als ik één ding uit de ontwikkeling van de wetenschap geleerd heb, dan is het dat je ontzettend voorzichtig moet zijn met te zeggen dat iets niet kan. Je kunt alleen zeggen dat het volgens de huidige inzichten en de momenteel gehanteerde wetmatigheden niet zou kunnen.
Een voorbeeld: meteorieten. Nog maar een paar eeuwen geleden waren toonaangevende wetenschappers de stellige mening toegedaan dat stenen niet uit de lucht konden vallen. Stenen waren van de Aarde en kwamen niet uit de ruimte. Nu weten we dat ze daar soms wel vandaan komen en dat ze zeer bruikbaar zijn om meer te weten te komen over ondermeer de leeftijd van ons zonnestelsel. Je moet dus erg oppassen om van minder voor de hand liggende dingen te zeggen dat ze niet kunnen.”

De Graaff is een voorzichtige en vriendelijke man met een zeer open geest. Zelfs vragen over UFO1s beantwoordt hij rustig glimlachend: “Die verhalen hoor ik met belangstelling aan. Maar tot nu toe heeft nog niemand een voor mij acceptabel en overtuigend argument geleverd voor het bestaan van bemande buitenaardse ruimtevaartuigen. Dat neemt niet weg dat zo1n bewijs een gebeurtenis van het allergrootste belang zou zijn.”
Zijn blik dwaalt af naar de tuin achter z1n huis die tot een smal bos verwilderd is. De tolerantie en de fascinatie met het leven gaan blijkbaar verder dan z1n lezingen alleen. Het is even stil.
Dan, bedachtzaam: “Tekenen van buitenaards leven zouden me in zekere zin zelfs geruststellen. Hoog ontwikkelde beschavingen kunnen gemakkelijk ten gronde gaan aan hun eigen ontwikkeling. Tenzij ze een soort beveiliging ontwikkelen. Signalen van elders zouden betekenen dat men daar de kritische fase van zelfdestructie heeft doorgemaakt en overleefd. Helaas ontbreken zulke aanwijzingen tot op heden.”

copyright � Het Inzicht / Jos Wassink, 1995

Posted in Haagsche Courant.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.