Skip to content


Kleinere publieke omroep niet goedkoper

Trouw 02-11-2002

Kleinere publieke omroep niet goedkoper

Met zijn voorstel de publieke omroep van drie naar één net terug te brengen (Podium, 30 oktober 2002) gaat Frans Nijhof wel erg kort door de bocht. Hij constateert dat 70% van de uitzendingen op publieke televisie uit verstrooiïng bestaat (spelletjes, quizzen, sport, speelfilms, soaps en comedies) en dat dat genre al ruim voorzien wordt door de commerciële omroepen. De publieke omroepen moeten aanvullend werken op de RTL’s en SBS-en is zijn stelling en dus zou er 70% geschrapt kunnen worden. Van drie naar één pubiek net dus. Op dat ene net zou de publieke omroep zich dan moeten toeleggen op documentaires, discussies, cultuur, nieuws en achtergronden.
Ik denk zeker dat deze genres tot de kern van de publieke omroep behoren, maar er is meer. Ook verstrooiïng behoort tot de taak van de publieke omroep; De mediawet noemt er het percentage van 25% van de uitzendtijd voor.
De fout die Nijhof maakt is dat hij alle verstrooiende programma’s ongenuanceerd over één kam scheert. Maar je hebt Bond-films en Filmhuisfilms, er is GTST en er is Oud Geld. Andersoortige benadering van sport zoals Sportpaleis De Jong (destijds) of schurend amusement als Jiskefet tref je op de commerciële zenders niet aan. Niet alle verstrooiïng is per definitie een publiekstrekker en in een commerciële omgeving kan amusement dat geen grote gemene deler bedient niet gedijen. Een oekaze zoals Nijhof voorstelt om rücksichtlos alle sport, quizzen, comedies en speelfilms van de publieke netten te verbannen zal niet de beoogde pluriformiteit opleveren, maar een ernstige verschraling. Iets wat vroeger met de term ‘vertrossing’ werd aangeduid.
Wel deel ik Nijhofs analyse dat de door reclame-inkomsten aangejaagde kijkcijferhonger de publieke zenders verleid heeft tot een oppervlakkige en inhoudsarme programmering. Reclame-inkomsten bedragen minder dan een kwart van het budget (200 van de 850 miljoen), maar bepalen wel de besteding van het totaal in een richting die steeds minder verschilt van de commerciële zenders. Wie de publieke omroep van z’n kijkcijferfetisjisme wil genezen moet beginnen met afschaffing van de STER.
Als daartoe besloten wordt zal door de terugval in inkomsten van 25% ook het aantal netten gereduceerd moeten worden. Niet tot 1 zoals Nijhof drastisch voorstelt, maar waarschijnlijker tot twee; een breed toegankelijk net en het tweede meer toegespitst op verschillende interessegroepen, net als in de ons omringende landen het geval is.
Of zo’n opzet goedkoper uitpakt betwijfel ik. Juist de programma’s die tot de kern van de publieke omroep gerekend worden (documentaires, cultuur, nieuws en achtergronden) zijn duur om te maken vanwege de grote hoeveelheid redactioneel en produktioneel werk; Documentaires behoren op speelfilm na tot het duurste genre. Quizzen daarentegen danken hun populariteit in omroepland niet alleen aan hun hoge kijkcijfers maar evenzeer aan de relatief lage produktiekosten.
Een overheid die werkelijk een betere en meer pluriforme publieke omroep wil kan niet volstaan met het afschaffen van de STER -wat wel een noodzakelijke stap is- maar zal de omroepen moeten overtuigen van haar oprechte bedoelingen om niet de verdenking op zich te laden met een bezuiningsoperatie bezig te zijn. Financiele zekerstelling is daarbij een onmisbare voorwaarde.

Jos Wassink is programmamaker bij de publieke omroep VPRO.

copyright Jos Wassink, 2002

Posted in Trouw.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.