Skip to content


De schaduwzijde van duurzaamheid

Trouw, 28 aug. 2002

Volgende week vliegen zo’n zestigduizend deelnemers naar Johannesburg om te confereren over duurzaamheid. Het is natuurlijk de ironie ten top dat er zoveel airmiles besteed worden om milieunormen te bespreken. Maar goed, als men erin slaagt duurzaamheid steviger op de internationale agenda’s te krijgen dan kan dat op den duur de extra milieubelasting compenseren.
Een belangrijkere kwestie lijkt me de gespannen verhouding tussen duurzaamheid en economische groei – het grondaxioma van de westerse samenleving. Nationale economieën moeten immers groeien, liefst met minimaal 3% per jaar en het milieu dient daarbij gespaard te blijven. Regeringen houden ons graag voor dat dat kan. Econoom Roefie Hueting (ex CBS) echter bestrijdt dat -al jaren- en beschuldigt politici die gelijktijdige economische groei en milieubehoud voorspiegelen van volksverlakkerij.
‘Duurzaam’ is een vreemd woord dat bovendien al behoorlijk sleets aan het worden is. Het heeft connotaties met degelijkheid, betrouwbaarheid en het heeft daardoor een morele ondertoon. Het engelse woord ‘sustainable’ is preciezer, neutraler en objectiever. ‘To sustain’ betekent onderhouden. Duurzame productie is productie die gerealiseerd kan worden zonder in te teren op schaarse grondstoffen en die geen onomkeerbare schade aanricht aan de omgeving. Een productie dus die de omgeving op kan brengen -kan onderhouden- zonder er schade van te ondervinden.
Ook het begrip ‘economische groei’ kan enige verheldering gebruiken. Het is gedefinieerd als de percentuele groei van het nationaal inkomen (NI): de som van alle geleverde goederen en diensten van een land verminderd met de productiekosten. Vroeger bruto nationaal produkt (BNP) genoemd. Het begrip is ontwikkeld door Jan Tinbergen en Richard Stone als graadmeter voor het herstel van nationale economieën na de Tweede Wereldoorlog. Evident dat het totaal van producten en diensten zo snel mogelijk diende te stijgen na die periode van verwoesting. Aan het BNP -en later het NI- is echter een halve eeuw na introductie nog steeds de aanname verbonden van de imperatief stijgende lijn, terwijl de huidige problemen (aantasting natuurlijke ruimte, stilte, lucht en water) heel andere zijn dan die van tijdens het Marshall Plan. De tegenwoordige problemen hebben meer met overproductie en -consumptie van doen dan met schaarste. De schaarste heeft zich verplaatst van goederen naar onaangetaste natuurlijke omgeving.

Duurzaam gebruik van de natuurlijke omgeving en economische groei staan met elkaar op gespannen voet. Hueting analyseerde op de afdeling milieustatistieken van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) hoe de verschillende economische sectoren bijdragen aan de economische groei en tevens in hoeverre ze milieubelastend zijn. Hieruit bleek dat 70% van de activiteiten niet of nauwelijks bijdragen aan de groei van het nationaal inkomen. Hieronder vallen ondermeer de activiteiten van de overheid (bestuur, rechtspraak, cultuur en onderwijs) en overige dienstverlening. De groei van het nationaal inkomen komt vooral voor rekening van de sector die tevens het meest milieubelastend is: de aardolieverwerkende en petrochemische industrie, landbouw, openbare nutsbedrijven, wegenbouw, vervoer en delfstoffenwinning. In cijfers: 30% van de economie verzorgt 70% van de groei. Helaas is dat wel het meest milieubelastende deel van de bedrijvigheid. Met andere woorden: economische groei en verdere aantasting van de omgeving gaan hand-in-hand. Groei betekent bijna altijd meer vervuiling.
Omgekeerd werkt bescherming van het milieu over het algemeen remmend op de economische groei. Veelgebruikte instrumenten voor economische milieubescherming zijn heffingen (op vervuiling) en verhandelbare emissierechten. Beide instrumenten leiden tot de inzet van technische maatregelen voor de beperking van de vervuiling. Dat betekent extra productiemiddelen -dus extra kosten- voor een zelfde productie, dus duurdere productie, ergo minder groei. Want als iets duurder wordt heeft dat een negatief effect op het niveau van het nationaal inkomen.
Maar productie wordt toch steeds schoner en efficiënter? Optimisten denken inderdaad dat nieuwe technologie productiestijging mogelijk zal maken zonder toename in de vervuiling. De zogeheten groene Kuznets-curve lijkt dit te illustreren: bij groeiende productie neemt de milieubelasting aanvankelijk toe maar daarna af. Een studie aan de Vrije Universiteit (Sander de Bruyn, juni 1997) spreekt dit echter tegen. De Bruyn vond dat met name wat het broeikasgas CO2 betreft meer productie nog altijd meer milieubelasting betekent. Optimisten hopen op een technologie die voldoende schoon is, energie en grondstoffen niet uitput, de bodem intact laat, minder ruimte inneemt en bovendien goedkoper is dan de huidige middelen. Dat is een zware wissel op de toekomst en eerlijk gezegd een weinig realistische verwachting.

‘De natuur is niet duur’ heette het vroeger. Maar dat is niet langer het geval. Aantasting van ruimte, water, lucht en stilte is niet langer gratis. Vandaar dat er verschillende methoden ontwikkeld zijn om de natuur een plek te geven binnen de economie. Eén daarvan is het duurzaam nationaal inkomen (DNI) van Roefie Hueting. Het DNI is een maat voor de duurzaamheid van de economie. Het is gedefinieerd als het maximale nationale inkomen van een bepaald jaar onder strikte voorwaarde van duurzaamheid. Bij wijze van experiment is het DNI voor het jaar 1990 berekend door het Instituut voor Milieuvraagstukken in Amsterdam. Men ging daarbij uit van harde maxima aan de uitstoot van CO2, verzuring, nitraat en zo meer. Productiekosten worden dan hoger door extra uitstootbeperking. Ook productiebeperking werd doorberekend in het geval dat een bestaande milieulimiet bereikt werd. Het resultaat was telkens een vermindering van het nationaal inkomen als gevolg van de milieueisen; het nationaal inkomen zou 56% lager uitvallen als aan eisen van duurzaamheid zou worden voldaan. Het duurzaam nationaal inkomen bedroeg dus slechts 44% van het nationaal inkomen.
Hoe haalbaar is duurzaamheid dan eigenlijk? Hueting ziet natuurlijk ook wel in dat een halvering van het nationaal inkomen maatschappelijk onacceptabel is. Niettemin had hij graag gezien dat het DNI opgenomen zou worden in de nationale jaarrekening als een soort barometer voor de duurzaamheid. Verschil van inzicht tussen de ministeries van VROM en EZ heeft dat in het paarse tijdperk verhinderd. Hueting had gehoopt dat met het DNI als kompas de cijfers van NI en DNI in de loop van zeg vijftig jaar steeds minder zouden gaan verschillen. Maar zoals het er nu voorstaat hebben we geen idee van de duurzaamheid van de economie en daarmee ook geen richtsnoer voor ‘verduurzaming’.
Blijft de vraag hoe zo’n duurzame economie eruit zou zien. In de Volkskrant van 31 december 1994 is Hueting daar heel duidelijk over: “De oplossing is de fiets in plaats van de auto, een trui in plaats van de centrale verwarming, wintergroenten in plaats van kiwi’s en twee kinderen in plaats van tien kinderen.” Hoewel het de volksgezondheid waarschijnlijk ten goede zou komen ben ik benieuwd welke politicus met zo’n scenario thuis durft te komen.

copyright Jos Wassink, 2000

Posted in Trouw.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.