Skip to content


DNA en Misdaadbestrijding

Trouw 01-06-2000

DNA en Misdaadbestrijding

Angst en onbegrip beheersen in Nederland iedere discussie over toepassing van genetische technieken. Noem gemodificeerde gewassen, klonen of misdaadbestrijding en het debat wordt overschaduwd door Frankenstein, Boys from Brazil of Big Brother (tegenwoordig overigens meer een succesformule dan een nachtmerrie). Minister Korthals van justitie heeft moed getoond door de discussie over het gebruik van DNA voor opsporing te heropenen. Afname van DNA moet vereenvoudigd worden, vindt hij, en DNA-identificatie zou wijdere toepassingen moeten krijgen: niet alleen voor zedenzaken, maar ook voor mishandeling, inbraak en diefstal.

In andere landen is men een stuk minder terughoudend met de toepassing van genetische technieken voor de criminele opsporingspraktijk. Zo wordt in Engeland van iedere veroordeelde het DNA-profiel in een database opgenomen, ongeacht het vergrijp. Het bestand bevat inmiddels zo’n 700.000 ‘genetische vingerafdrukken’ en men verwacht binnenkort de miljoen te bereiken. In Koeweit gaat men nog een stuk verder. Daar is een wet aangenomen die iedere burger verplicht DNA-materiaal af te staan waaruit het DNA-profiel opgenomen wordt in een nationaal bestand. De reden is simpel: biologisch materiaal (haar, bloed, sperma, speeksel of huidschilfers) dat op plaats delict wordt aangetroffen bevat DNA dat ondubbelzinnig naar de verdachte leidt, hetgeen de opsporing aanzienlijk efficiënter maakt. Niet alleen bij verkrachtingen maar ook bij gewelddelicten en inbraak blijkt DNA-identificatie uitermate effectief.

Waarom zouden we in Nederland niet het model van Koeweit volgen en slaan we de genetische vingerafdrukken van alle inwoners, nieuwkomers en nieuwgeborenen op in een alomvattend bestand. Ervaringen in het buitenland tonen immers aan dat dat de pakkans voor bepaalde delicten aanzienlijk verhoogt. De efficiëntere opsporing heeft bovendien als neveneffect dat er meer tijd overblijft voor lastiger klussen. Daarnaast kan ik me goed voorstellen dat zo’n maatregel een preventieve werking heeft. Een potentiële verkrachter die weet dat z’n zaad fungeert als visitekaartje zal van die kennis toch enige remming ondervinden. En tenslotte zouden pijnlijke opsporingsdrama’s zoals in het geval van Marianne Vaatstra definitief tot het verleden behoren. Onterechte verdachtmakingen van asielzoekers; mislukte matching van (slechts) 70 potentiële verdachten; wederrechtelijk verkrijgen van DNA-materiaal van een onwillige kandidaat, het zou allemaal voorkomen kunnen worden. En, het belangrijkste van alles, de dader zou naar allen waarschijnlijkheid allang vast zitten.

Dus, waarom doen we het niet?
Het antwoord is wederom angst en onbegrip. Er heerst angst dat genetische gegevens in handen komen van verzekeraars en werkgevers die daarvan gebruik zouden kunnen maken om hun eigen risico’s te verkleinen (iemand met een verborgen genetisch defect buiten de deur houden) ten koste van het individu. Deze argwaan lijkt me terecht, maar het feit is dat een DNA-profiel geen enkele informatie bevat over iemands erfelijke eigenschappen. De genetische vingerafdruk is gebaseerd op de verschillende lengtes van stukken DNA die tussen de genen in liggen. Erfelijke eigenschappen (oogkleur, haarkleur, gevoeligheid voor bepaalde ziekten enzovoorts) liggen besloten in de genen die slechts 3% uitmaken van het totale erfelijk materiaal. De functie van de rest van het DNA (‘junk DNA’) is nog niet opgehelderd, maar met erfelijkheid heeft het niets te maken. Juist om ethische problemen te omzeilen heeft men bij de ontwikkeling van het DNA-profiel gekozen voor delen van het DNA (zogeheten markers) die sterk uiteen lopen bij verschillende personen, maar die niets te maken hebben met erfelijke eigenschappen. Een DNA-profiel zegt daardoor net zo weinig over iemand als z’n sofinummer.

De ongerustheid zou niet het DNA-profiel moeten betreffen, maar de bewaking van de DNA-monsters zelf, waaruit immers naderhand alle gewenste genetische informatie gewonnen kan worden. En wat die monsters betreft is de toekomst al begonnen: vorige week bleek het RIVM over een archief te beschikken waarin sinds 1994 van alle nieuwgeborenen een vlekje bloed van de hieleprik is opgenomen. Tot ieders verrassing beschikt het instituut dus in principe over de volledige genetische gegevens van praktisch alle kinderen tussen nul en zeven jaar. Het gebrek aan openbaarheid rondom een dergelijk archief lijkt me een stuk zorgelijker dan dat mijn genetische vingerafdruk opgenomen zou worden in een landelijk computerbestand.

En dan speelt nog het typisch Nederlandse Ausweis-syndroom: een nationale afkeer van identificatieplicht die overigens onder druk van de omstandigheden begint te slijten. Identificatieplicht op het werk, in het openbaar vervoer en bij aanhouding door de politie is de geaccepteerde prijs die we betalen voor een betere handhaving van de sociale wetgeving respectievelijk de openbare orde.

Welbeschouwd lijkt mij het ongemakkelijke gevoel dat gepaard gaat met verplichte opname in een nationaal bestand van DNA-profielen -mits alles correct en helder geregeld is- een geringe prijs voor een veiliger samenleving waarin daders van verkrachtingen en gewelddelicten niet langer hun straf kunnen ontlopen.
Jos Wassink is wetenschapsjournalist

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2000

Posted in Trouw.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.