Skip to content


Campus als groen paradijs

Dakterassen, mosgevels en groentenkassen. Studenten kwamen tijdens hun minor sustainable communities met originele ideeën om de campus te verduurzamen.

Docenten dr. Henk Jonkers en dr.ir. Marc Ottelé (sectie materiaal en milieu bij faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen) lieten studenten nadenken over verduurzaming van gemeenschappen. Dat kon een stad, een dorp of een dierentuin zijn. Of een campusterrein, zoals dit jaar het geval was. Jonkers en Ottelé maakten duidelijk wat ze met duurzaam bedoelen: de boel niet smeriger of leger achterlaten dan je hebt aangetroffen. De studenten leerden dat duurzaamheid in praktijk vaak betekent: de ketens van het gebruik van energie, water en materie sluiten. Met andere woorden: je wekt op wat je gebruikt en je maakt schoon wat je vervuilt.
De mix van studenten uit verschillende achtergronden werkte daarbij verfrissend. “Bouwkunde en IO-studenten komen vaak met verrassende ideeën”, constateert Jonkers, “Civiele studenten en werktuigbouwers slaan dan gelijk aan het rekenen.” Dan blijkt bijvoorbeeld een fietspad met zonnecellen (SolaRoad) a raison van 350 euro per kilowattuur een hele dure manier om stroom op te wekken.

Download als .pdf op Campus-groen-paradijs

BETONKOLOS
De minor begon praktisch genoeg met een rondgang over de campus, waarbij de studenten het gebouw van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen onder de loep namen. De betonkolos uit de jaren ’60 staat op de nominatie om gerenoveerd te worden. Met zijn duistere gangen, betonnen façaden en stalen kozijnen met enkel glas belichaamt het huidige gebouw zo ongeveer de antithese van wat we tegenwoordig onder duurzaamheid verstaan. Dit gebouw komt duidelijk nog uit de tijd dat Nederland net z’n schijnbaar oneindige aardgasbel had ontdekt.
De vraag aan de studenten is hoe het nieuwe CITG gebouw een meerwaarde kan krijgen voor een duurzame campus. In hun ontwerpen komen de thema’s energie, water, materialen en ruimte & omgeving centraal te staan. Zoals het technische studenten betaamt, gaan ze daarvoor eerst op zoek naar de huidige gebruikscijfers waarna ze hun eigen, meer duurzame ontwerpen maken en ook die doorrekenen.

GRATIS DIENSTEN
Tijdens de minor leren studenten gebruik te maken van de gratis diensten die de natuur levert. Denk aan wegvangen van wind door bomen, aan luchtzuivering door planten en aan wateropvang door mossen en sedumdaken. Door groen toe te passen kan een gebouw van een belasting in een aanwinst voor de omgeving veranderen. Studenten leren te denken in people, planet, profit. Met andere woorden: verduurzaming moet de leefbaarheid verbeteren, ruimte maken voor de natuur, en liefst goedkoper uitpakken dan nu het geval is. Neem als voorbeeld de kassen rondom het gebouw voor civiele techniek: ze beschutten de kantoren voor de felle zon, de tomatenplanten gedijen er uitstekend, de airconditioning mag uit en de tomaten gaan naar de kantine.
“We leren studenten dat ze functies moeten stapelen”, zegt Jonkers. “Als je alleen de aanleg berekent komt je duurder uit, maar je moet ook de meerwaarde voor de leefomgeving meenemen.” Wel geeft hij toe dat die meerwaarde soms lastig valt te kwantificeren. Wat mag het extra kosten als studenten in een minder muffe collegezaal zitten, of als ze buiten kunnen studeren in een luwe daktuin? Daar zijn geen tabellen voor.

ZONNESCHOORSTEEN
Niet alle plannen zijn even praktisch of uitvoerbaar. Toch heeft Jonkers wel een paar ideeën gezien die hij mee wil nemen in de gesprekken met vastgoedbedrijf FMVG over de aanstaande renovatie van het gebouw voor civiele techniek.
Een van die plannen is de zonneschoorsteen aan de zuidgevel. Bij een renovatie zullen de stalen kozijnen met enkel glas vervangen worden (en geen moment te vroeg). Studenten bedachten een constructie waarbij de stalen kozijnen samengevoegd worden tot een enorme glazen gevel. Wanneer daar de zon op schijnt verwarmt de lucht en komt er een natuurlijke circulatie op gang die de muffe lucht uit de collegezalen trekt, langs de gevel omhoog en naar de kassen op het dak voert, waar planten zich te goed doen aan de warme CO2-rijke lucht.
Ook mosbedekte gevels lijken hem kansrijk. Mos op de gevel, door huisvrouwen met argwaan bekeken, is juist een aanwinst, vindt Jonkers met zijn achtergrond als bioloog. De plantjes absorberen regenwater (tot 5 liter per vierkante meter) en verminderen daarmee de belasting van de afwatering bij stortbuien. Bovendien kunnen ze, indien kundig toegepast, de isolatie van een gebouw verhogen. Jonkers wil een onderzoeksprogramma starten naar actieve sturing van bemossing op beton. Stel je voor dat je door bepaalde toevoegingen kunt bepalen welke van de honderden (korst-)mossen zich op het beton gaan hechten. Dan kun je een gebouw een heel patroon aan natuurlijke kleuren meegeven. Dat zijn meerwaarden waar architecten wel oren naar hebben.
Jonkers vindt het niet zo erg dat de renovatie van Civiele Techniek is uitgesteld. Dat geeft hem de mogelijkheid om vernieuwende ideeën uit de minor bij FMVG onder de aandacht te brengen. De uitwerking daarvan kan mooi interfacultair onderzoek opleveren, denkt hij.

Casper van Nie (24), 4e jaars bachelorstudent maritieme techniek:
“Ik vond het onderwerp ‘duurzaamheid’ interessant. Van de drie minors over duurzaamheid leek deze me het meest gericht op het sociale aspect ervan. Het was leuk in een groep terecht te komen met mensen van Bouwkunde en Werktuigbouwkunde. Zo hebben we bijzondere dingen kunnen bereiken in projecten.
Het geitenwollensokken gehalte was gelukkig lager dan ik had gedacht. Duurzaamheid heeft vaak een soft imago, maar in de minor was de inspanning erg gericht op het kwantificeren van energieproblemen, waterhuishouding, grond- en grondstoffengebruik. Duurzaamheid werd kritisch tegen het licht gehouden met analyses van levenscycli. Ik vond het leuk dat niet alleen gekeken werd naar of iets goed voor mensen en de planeet was, maar of er ook nog eens winst mee te behalen viel volgens de drieslag people, planet, profit.
We hebben drijvende bomen bedacht als manier om een ruimte meerdere functies te geven: wateropslag, groen en energieopwekking als de boom beweegt in de wind. Dat vond ik wel een gaaf idee. Dichterbij was het idee om met ledverlichting op ooghoogte licht te brengen in het gehokte gebouw dat Civiel nu nog is. Met ons lichtplan dringt het licht tot in de kern van het gebouw door.”


Jitske Swagemakers (21) – 3e jaars bachelorstudent bouwkunde
“Ik was op zoek naar wat meer diepgang op gebied van duurzaamheid. Ik studeer zelf bouwkunde. Daar was het sociale aspect van duurzaamheid wel behandeld, maar ik zocht naar de meer technische kant om de ingrepen te kunnen kwantificeren. Dat kwam in de minor aan bod. Ook de levenscyclusanalyse vond ik een eyeopener.
Ik vond het wel verrassend te zien hoe je vanuit verschillende achtergronden een geïntegreerd duurzaam plan kunt maken. Iedereen bekijkt de casus vanuit z’n eigen perspectief. In de samenwerking kun je dan een plan maken dat het geheel van energie, water en materialen afdekt en dat rekening houdt met de verschillende achtergronden.
Bij het huidige gebouw voor civiele techniek valt veel winst te behalen qua energie- en watergebruik. De energievraag kan flink verminderd worden door isolatie toe te passen en dubbel glas te plaatsen. Op langere termijn zou ik het leuk vinden als de TU onderzoek zou doen naar meer onbekende maatregelen zoals plantjes die elektriciteit opwekken. Ik denk dat het goed is voor de TU en voor studenten om moeite te steken in projecten die in eerste instantie misschien niet veel opleveren, maar die dat na meer onderzoek misschien wel doen.”

Nadia Mobron (20) – 3e jaars bachelorstudent civiele techniek
“Ik wilde een beetje bij mijn eigen vakgebied blijven, de civiele techniek. In ons huis zijn we best serieus bezig met duurzaamheid. We hebben bijvoorbeeld geen auto, en we zijn lid van Greenpeace. We hebben wel eerder iets over duurzaamheid gedaan, maar dat was kort en ook best verwarrend. Want wanneer is iets sustainable? Ik wil later projecten gaan doen die echt duurzaam zijn. Die die niet alleen een logo voeren, maar ook echt beter presteren op elk vlak.
We zijn begonnen met energie. Dat opende de blik naar andere duurzaamheidsfactoren dan alleen materiaalgebruik waar een civiel ingenieur als eerste aan denkt. We hebben de duurzaamheid qua energie, water en materiaalgebruik nagerekend. Dat gaf wel een beeld over hoe weinig de mensheid qua duurzaamheid is opgeschoten. Nu kunnen we hooguit een deel van de toename van de energievraag verduurzamen. Dat schiet nog niet erg op.
We hebben gezocht naar minder voor de hand liggende energie-oplossingen zoals solar windows en vortex bladless turbines (elektriciteit-opwekkende ramen en resonerende windpalen, jw) in plaats van gewone windmolens. Vernieuwing moet, want de huidige zonnepanelen en windmolens leveren gewoon niet genoeg op.”

Posted in Artikelen, Delta.

Tagged with , , , , , .