Skip to content


‘Silicon Valley kent geen beleid’

Journaliste Eva de Vlak vertrok in 2012 naar de Verenigde Staten toen haar vriend onderzoeker werd aan Stanford University. Ze merkte dat er nog niemand voor Nederland verslag deed vanuit Silicon Valley en zag een mooie kans.

 

Met alle andere journalisten in Washington en New York, lag er een heel gebied voor je open?
“Ja, in Nederland had men niet echt een idee van hoe belangrijk het gebied is. Het is ook best wel een in zichzelf gekeerde wereld die alleen over gadgets lijkt te gaan. Maar die gadgets hebben een enorme impact op ons leven. Dat besef begint nu een beetje door te dringen, maar drie jaar geleden was dat nog niet zo.”
Hoe was het voor jou om na twee jaar in Silicon Valley weer terug te keren naar Nederland?
“Ik mis het wel: de vrienden daar en het mooie weer. Het klinkt als een cliche, maar het is een heel inspirerende omgeving. Er gebeurt heel veel en iedereen is heel erg enthousiast bezig. Mensen reageren overal positief op. In Nederland is dat toch anders.”
Is het zelfs omgekeerd of ga ik dan te ver?
“Zo voelt het nu wel. Mensen zijn hier erg kritisch. Mijn vriend sprak iemand die drone delivery wilde doen, dus pakjes bezorgen met onbemande vliegtuigjes. Ze hadden er een heel gesprek over en aan het eind zei die jongen: ‘Je bent de eerste die me niet uitlacht’. In Silicon Valley worden mensen enthousiast als je met iets onwaarschijnlijks komt. In Nederland word je uitgelachen. Ik merk dat ik zelf ook zo was en dat ik daar in ben veranderd.”
Ik hoop dat je dat vast kunt houden. Silicon Valley zien we als het mekka van innovatie. In hoeverre is dat te kopiëren met een prestigieuze universiteit in het midden en start-ups er omheen?
“Een heleboel plekken proberen dat te kopiëren. Delft wil dat ook zijn, en Amsterdam en Eindhoven en Twente. Net als Berlijn, Londen, Singapore, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Overal wordt dat model geprobeerd. ik denk dat je er delen van kunt kopiëren. Je kunt mensen aanmoedigen om met start-ups te beginnen. Dat gebeurt ook in Delft: mensen op het idee brengen voor zichzelf te beginnen er hen daarbij te helpen. Maar Silicon Valley – dat laat ik ook in mijn boek zien – is niet uit de lucht komen vallen. Het heeft een heel lange geschiedenis; het heeft zich in veertig, vijftig jaar ontwikkeld en het is ook een systeem dat zichzelf versterkt. Dus je hebt ondernemers die heel succesvol zijn geworden en dan andere start-ups gaan steunen met geld, maar ook met advies. Daardoor worden die start-ups ook weer beter. Dat bestaat hier nog niet en dat kun je ook niet zomaar uit je mouw schudden. Dat moet zich ontwikkelen.
In je boek schrijf je dat ook toeval een grote rol heeft gespeeld. Zoals de terugkeer van een van de uitvinders van de transistor, Wiliam Schockley, naar Palo Alto omdat zijn moeder daar woonde.
“Dat is natuurlijk toeval, maar de invloed van de Stanford universiteit is niet toevallig. Die zorgde ervoor dat er heel veel technische kennis aanwezig was. Het is interessant te zien dat universiteitssteden het valley-model naar zich toe proberen te trekken. Het klinkt ook logisch als je veel slimme mensen bij elkaar zet en je geeft ze een zetje dat ze er zelf iets mee moeten proberen. Dat is een van de factoren die Silicon Valley tot een succes hebben gemaakt.
Kortom: een goede universiteit is een voorwaarde voor innovatie, maar geen garantie voor succes. In je boek vertel je dat hippies en nerds samen de cultuur van Silicon Valley maakten. Het is lang voor jouw tijd, maar toen de hippies in Amsterdam zaten, studeerden de nerds in Delft. Maar die twee culturen beleven gescheiden. Vanwaar dat verschil?
“Ik denk dat mensen in Amerika afstanden anders beleven. Van San Francisco naar Palo Alto is even ver als van Amsterdam naar Delft. Voor ons voelt dat ver weg, maar in Amerika voelt dat als naast de deur. Los daarvan was het hippiehoofdstuk lastig voor mij om te schrijven. Ik bedoel ermee dat in Silicon Valley de techies ook graag de wereld willen verbeteren. En of dat daadwerkelijk terug te voeren valt op de hippiecultuur van San Francisco en Berkeley kan ik niet erg hardmaken. In mijn boek is ‘hippie’ het meest rekbare begrip. Wat ik wilde laten zien is dat bedrijven als Google en Facebook de wereld willen veranderen. Ze willen positieve impact hebben door middel van technologie. Dat is een bijzonder aspect van dat gebied dat ik wilde benadrukken. Vanuit Nederland wordt daar cynisch over gedaan.”
Ik ga je er ook nog even over doorzeuren. De eerste vraag is natuurlijk: geloven ze dat zelf?
“Ja.”
Geloof jij het zelf ook?
“Ja. Maar dat betekent niet dat je er geen kritiek op kunt hebben. Een van de redenen waarom er veel argwaan heerst ten opzichte van Google en andere bedrijven is doordat ze claimen dat ze goed willen doen. Als je met goede bedoelingen te koop loopt, moet je niet raar kijken dat je er op aangesproken wordt.”
Met hun idealisme scheppen de bedrijven grote verwachtingen. Maar aan grote fysieke wereldproblemen zoals malaria, watertekort of klimaatverandering komen ze ook niet toe.
“Nee, maar dat ligt ook niet op hun terrein. Je ziet wel dat iemand als Mark Zuckerberg (oprichter Facebook, red) veel geld doneert aan precies dat soort doelen. Hij gaf onlangs nog 25 miljoen dollar voor de bestrijding van ebola, waar hij erg mee begaan is. Ze vinden wetenschap heel belangrijk. Belangrijke mensen uit de tech-wereld hebben de Breakthrough Prize voor levenswetenschappen in het leven geroepen. Dat met 36 miljoen dollar gelijk een van de grootste prijzen op dat gebied.”
Het doet denken aan Bill Gates die met Micrososft heel veel geld verdient en dat vervolgens inzet voor het heil van de mensheid op gebied van sanitatie en malaria. Het oplossen van die grote problemen zijn niet de kernactiviteit van het bedrijf.
“Nou, kijk naar Elon Musk die elektrische auto’s ontwikkelt omdat hij een enorm probleem ziet in benzineauto’s en ook een bedrijf heeft in zonnepanelen, Solar City. Hij stort zich vol op de energie.”
Het zijn niet alleen data-services en gadgets die er ontwikkeld worden?
“Niet alleen, maar het is wel het belangrijkste dat er nu gebeurt.”
Je schetst het beeld van Silicon Valley als het Hollywood voor techneuten in de zin dat de kans op succes heel klein is, maar dat succes heel groot kan uitpakken. Wat gebeurt er met de afvallers?
“Die gaan weg. Er is een enorme doorstroom van mensen. Er zijn ook mensen van 20 – 30 jaar die er carrière komen maken. Als er kinderen komen, zijn ze meestal weer weg omdat het zo’n intensieve werkcultuur is. De afvallers proberen het nog een keer of ze trekken weg.”
Start-ups hebben geld nodig, maar je schetst ook het omgekeerde: dat investeerders een constante stroom van starters nodig hebben. Hoe zit dat?
“Zo is het systeem gegroeid. De geldschieters zijn durfkapitalisten die investeren in jonge risicovolle bedrijven die potentie hebben om heel groot te worden maar het vaak ook niet redden.”
Een op de hoeveel bedrijven moet lukken voor zo’n geldschieter?
“Dat is moeilijk te zeggen, omdat ze streven naar een maximaal resultaat op hun investeringen.”
Mogen negen van de tien projecten mislukken?
“Ja hoor. Maar dat betekent dat die tiende alles moet goedmaken. Met winst ook nog. Het is moeilijk om er een algemeen getal aan te hangen, want je hebt ook venture capitalists die later instappen met hogere bedragen bij wie het minder vaak mis mag gaan. En je hebt ook VC’s die in het allereerste begin zitten en dan heeft het meer weg van een pokerspel.”
En dat soort bedrijven heeft een constante stroom van jongeren met ideeën nodig om hun geld in te investeren.
“Ja, dus als je naar een café gaat waar mensen koffie drinken, elkaar ontmoeten en werken, daar hoor je de hele tijd pitches van start-ups tegenover investeerders. Dat zie je overal om je heen gebeuren. Ik zit dan altijd zo’n beetje mee te luisteren waar het over gaat.”
In je boek geef je tips voor start-ups. Mensen die dat willen weten moeten je boek maar kopen. Maar heb je ook tips voor beleidsmakers?
“In Silicon Valley is niet veel beleid. Nederland heeft een enorme plancultuur – die bestaat daar niet. Wat wel beter kan is de faillissementswetgeving. Die is in Nederland heel rigide. Dat maakt het onaantrekkelijk een bedrijf te beginnen want als het misgaat heb je een groot probleem en je kunt het niet makkelijk nog een keer proberen. Die wetgeving is sinds 1897 nauwelijks veranderd. Als je zegt dat je meer innovatieve bedrijven wil, moet je ook accepteren dat het soms mislukt en daar een goede beleid voor bedenken. Maar de belangrijkste openbaring voor beleidsmakers in Nederland lijkt me dat er voor Silicon Valley helemaal geen beleid is. Niemand heeft bedacht dat het daar moest komen. Dat is organisch gegroeid zonder topsectorenbeleid.”
CV
Eva de Valk (1984) studeerde vanaf 2002 cultuurwetenschappen aan de universiteit van Maastricht en in Berlijn. Ze studeerde in 2006 cum laude af. Ze schreef als freelance journalist voor NRC, De Groene Amsterdammer en Intermediair over technologie en media. Tussen 2010 en 2012 deed ze een master journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Tussen 2012 en 2104 zat ze in Silicon Valley waar vandaan ze verslag deed over de start-up cultuur daar. Ze deed research voor een driedelige DWDD documentaire over Silicon Valley en publiceerde er dit jaar een boek over.
COVER BOEK
Silicon Valley – Waar de toekomst wordt gemaakt. Auteur: Eva de Valk, Uitgeverij Lebowski, Amsterdam 2014, 224 blz, 18 euro. De Valk vertelt het verleden en heden van de meest innovatieve plek op aarde aan de hand van vier thema’s: hippies, nerds, ondernemers en visionairs. Het best lees je het boek met een tablet onder handbereik voor extra informatie en filmpjes op www.lebowskipublishers.nl/silicon-valley/

Posted in Artikelen, Delta.

Tagged with , , .