Skip to content


Mensen willen zelf op het knopje drukken

Mensen zitten vreemd in elkaar, weet ergonoom prof.dr. Peter Vink (IO). Ze gaan krap zitten om geld te besparen, geven in enquetes aan hoe erg het was en doen het de volgende keer weer. Zulks zijn de raadsels van de ‘environmental ergonomics’.

Een ergonoom moet wel goed weten hoe je een kantoor inricht, maar uw werkplek ziet er tamelijk gewoon uit.

 

“Ik zit hier ook nog niet zo lang. Wel heb ik een goede stoel, een Axia van bma ergonomics, waar collega Richard Goossens aan meegewerkt heeft. Het bijzondere is dat wanneer je de rugleuning achterover zet, dat dan het achtersteel deel van de zitting mee kantelt, waardoor je niet uit je stoel glijdt. En mijn computermonitor staat loodrecht op het raam. Dan heb je de minste last van buitenlicht en reflecties. Maar mijn werkplek thuis is beter.”

 

Vanaf 2001 bent u deeltijd hoogleraar aan de TU en sinds juni vorig jaar voltijds. Vanwaar die omslag?

 

“Ik heb jarenlang de afdeling interior design bij TNO geleid waar we ons bezighielden met de inrichting van kantoren, fabrieken, vliegtuigen en auto’s. Ik werkte één dag aan de TU voor de verbinding tussen TU en TNO. Dat werkte goed. TNO kon makkelijk studenten rekruteren en ik kon mensen vanuit TNO aan de TU laten promoveren.”

 

Waarom bent u dan overgestapt?

 

“Mijn afdeling bij TNO bleef maar groeien en ik wilde een kleinere groep omdat ik ook tijd wilde hebben voor onderzoek. Dat was bij TNO lastig te realiseren. Dat heeft me aan het denken gezet. Toen verscheen er een advertentie voor een leerstoel environmental ergonomics. Daar heb ik op toen gereageerd.”

 

Even terug naar de werkplekken. Heeft de TU zijn zaakjes op orde wat werkplekken betreft?

 

“Niet helemaal, maar het is ook niet slecht. Wat ik goed vind is dat er iemand langskomt om je werkplek in te meten en je bureau op hoogte te zetten. En dat je keuze hebt uit een aantal goede stoelen. Daarnaast is er een rsi-preventie pakket. Dat zijn allemaal goede initiatieven. Ik vond het ook leuk dat de facility managers me vroegen een praatje te houden over het ‘nieuwe werken’.”

 

Bij kantoorinrichting benadrukt u de rol van de gebruiker, maar hoe kan de gebruiker een rol spelen bij de inrichting van een vliegtuig of auto?

 

“Een nieuwe stoel voor BMW is een goed voorbeeld. Die stoel meet de drukverdeling onder je lichaam en stelt zich dan optimaal in. We hebben daar zeven jaar aan gewerkt. Maar toen we het gingen uitproberen met mensen, zagen we ze angstig kijken van ‘wat gebeurt daar allemaal?’. Ze zeiden dat ze het een verbetering vonden, maar je zag aan het gezicht dat ze er niet gerust op waren. Toen hebben we er een knopje bij gemaakt ideal seat. Dan gaan mensen zitten, drukken het knopje in en dan zie je ze denken: maar dit voelt lekker. Het belangrijkste verschil is dat je mensen controle geeft. Zolang je zelf het knopje in kunt drukken voordat er wat gebeurt, vind je het fijn en anders niet. Dat geldt voor ‘het nieuwe werken’ ook. Als er van alles wordt ingevoerd waar je geen controle over hebt, dan worden mensen wantrouwend. Vanuit TNO begonnen we zo’n HNW operatie altijd vanuit een kleine afdeling en lieten de rest van de organisatie onveranderd. Dat gingen we dan eerst evalueren. Als je daarna de veranderingen verder wilt invoeren heb je veel meer steun binnen de organisatie. Gewoon door mensen te laten wennen aan het idee en de veranderingen eerst eens klein uit te testen.”

 

Kun je mensen in een vliegtuig ook nog een idee van controle meegeven?

 

“Jazeker. Als je nu een ticket boekt bij KLM kun je bij de comfortklasse voor 2,50 euro iets meer beenruimte bijboeken. Je ziet dat mensen die minder beenruimte hebben nu meer tevreden zijn dan vroeger omdat ze er zelf voor gekozen hebben om krap te zitten. Mensen willen controle hebben, ze willen weten wat ze kunnen verwachten. We hebben een onderzoek gedaan onder meer dan 10.000 vliegtuigpassagiers waaruit bleek dat er geen significant verschil zit tussen de comfortscore van de economy class en de business class. Dat is niet omdat er geen verschil zou zijn, maar op het moment dat je boekt zet je een schaal in je hoofd en binnen die schaal geef je je comfortscore. Je boeking bepaalt je verwachting en je verwachting bepaalt de score.”

 

En wat te doen met passagiers die te breed zijn voor hun stoel?

 

“Veel maatschappijen lossen het op door de middenleuning te verwijderen. Dan kun je twee stoelen boeken, dat staat ook in de kleine lettertjes van luchtvaartmaatschappijen. Maar qua zitvorm is het niet ideaal. Daardoor zou je de stoelen vlakker moeten maken, maar dan zitten ze voor andere mensen minder lekker. De trend is trouwens naar steeds smallere stoelen. Toen ik betrokken was bij het ontwerp van de Boeing 777 was die bedoeld voor drie keer drie stoelen. Maar Emirates wilde drie, vier, drie. Iets smallere gangpaden maar wel een plek meer voor iedere rij. Mensen klaagden niet, dus nu overweegt Emirates naar vier, drie, vier over te stappen omdat mensen toch blijven boeken. Kennelijk is de breedte niet zo belangrijk. Over beenruimte wordt veel meer geklaagd.”

 

Heeft Emirates zulke smalle passagiers?

 

“Nee hoor. Je kunt met anthropometrische data (gemiddelden van menselijke afmetingen) uitrekenen dat 95 procent in de stoel past en 5 procent niet. Die gaan dan aan het gangpad zitten met de leuning omhoog. En als je tussen twee van dat soort mensen in zit heb je wel pech.”

 

Zit er nog ontwikkeling in de vliegtuigstoel?

 

“Ja, want vroeger had je alleen business class en economy class. Daarna kwam er first class bij, en nu heb je de premium economy. En onder economy heb je nu de low budget. De fabrikant heeft een grote order van een low cost maatschappij gekregen maar is niet trots op het eindproduct omdat de stoel gestript is tot alleen rugleuning, zitting en wat schuim.”

 

Zijn mensen daar tevreden mee?

 

“Tussen low-cost en economy zit geen significant verschil in comfortbeleving terwijl low-cost tickets 50 tot 100 euro goedkoper zijn.”

 

En ze beklagen zich niet?

 

“Dat is het grappige: zo’n beetje 40 procent van alle passagiers klaagt over het gebrek aan beenruimte. Maar toch kopen ze de tickets. Volgens mij kun je het nog veel krapper maken, mensen blijven toch boeken. Prijs is kennelijk doorslaggevend. Mensen besluiten maar even af te zien, maar gaan wel klagen in het trip report. Ze zeggen soms dat ze niet meer gaan boeken, maar ze doen het evengoed.”

 

U bent naar de TU gekomen vanwege het verlangen naar kennis en verdieping. Wat zijn de onderzoekslijnen wat u betreft voor de komende jaren?

 

“Mijn droom is om hier op de TU een blended wing body (een rogvormige vliegtuigromp, red.) interieur te bouwen. Ik denk dat er veel meer mogelijkheden zijn om je in een kleine ruimte en op een lange vlucht meer verfrist en comfortabel te voelen. Zo hebben we voor BMW een spelletje ontwikkeld voor de achterbank dat je bedient door je schouders tegen de zitting te duwen. Daar activeer je een boel spieren mee. In vergelijking met een boek lezen werkte dit spelletje voor passagiers veel meer  verfrissend. Dat kun je ook in vliegtuigen toepassen. Een blended wing, die overigens pas vanaf 2050 gaat vliegen, biedt meer mogelijkheden dan de buisvormige vliegtuigen van nu. Aan de buitenrand kun je mensen in een soort koker laten liggen om te slapen. De boeking zal meer nog dan nu via sociale media plaatsvinden zodat je al voor de vlucht groepen kunt vormen. In het midden van het vliegtuig kun je dan de drukte en het vermaak opzoeken en de rust aan de periferie. Zo’n interieur zou ik hier graag bouwen en dan kijken of je met dezelfde dichtheid meer variatie in houding en activiteit kunt bereiken.

Een van mijn promovendi heeft ontdekt dat als je van een harde stoel komt, een zachtere stoel veel zachter voelt. Daarmee kun je spelen door mensen bij de gate op hardere materialen te laten zitten zodat ze de vliegtuigstoelen beter voelen. Onze sensors zijn niet goed in absolute waarden, wel in relatieve waarden.”

 

Misschien is comfort wel een kwestie van afwisseling?

 

“Ja, die afwisseling daar zou ik mee willen spelen. Als je de hele reis optimaal comfortabel maakt, beleef je heel weinig. Terwijl als je af en toe een beetje moet afzien, dan geniet je extra van het comfort. Een mens zit raar in elkaar. We willen ook graag eerst het ongemak en dan het comfort. Als we bijvoorbeeld een potje wegzetten in een keukenkastje dan pakken we het onderaan beet. Dat is onhandig in het begin, maar het comfort van de eindsituatie is belangrijker. Dus als we het zelfde potje weer terugpakken uit de kast, pakken we het juist bovenaan vast. Ik zou daarmee willen spelen om het te optimaliseren.”

 

Ik had even het idee dat de ergonomie wel rond was, maar voor u is er nog een wereld te ontdekken?

 

“Ja, en dat is het leuke van het werken met studenten en promovendi. Die zijn soms zo vindingrijk. Ik heb nu een student die werkt aan een vliegtuigstoel met een gat erin waardoor je er zijwaarts in kunt slapen. Dat soort wilde ideeën, daar kan ik erg van genieten.”

 

–> Woensdag 4 juni om 15 uur houdt Prof. Peter Vink in de Aula zijn intreerede getiteld The sweetness of discomfort.

 

CV

 

Peter Vink (1953) heeft gewerkt aan interieurs van kantoren, productiehallen, vliegtuigen en auto’s. Vanuit zijn groep interior design bij TNO werkte hij met bedrijven als Boeing, BMW, Ahrend, Gispen en SNCF (treininterieurs). Hij geldt als een van de grondleggers van de participatieve ergonomie waarbij de toekomstige gebruiker zelf een rol speelt in de inrichting van zijn omgeving. Vink was van 1998 tot 2004 voorzitter van de Nederlandse vereniging voor ergonomie. Hij schreef samen met Klaus Brauer het boek Aircraft Interior Comfort and Design (2011). Hij ontving in 2011 ook de Amerikaanse vakonderscheiding Hal Hendrick Distinguished International Colleague Award.

Vanaf 2001 was Vink bij de TU betrokken als deeltijd hoogleraar. In juni vorig jaar koos hij voluit voor kennisontwikkeling in plaats van management. Op 4 juni houdt hij zijn intreerede: ‘The sweetness of discomfort’.

Posted in Artikelen, Delta.