Skip to content


Installatiegolf in slakkengang

De Ingenieur, mei 2009

Energiebesparing in bestaande gebouwen is de meest goedkope en grootschalige manier om de CO2-uitstoot te beperken. Desondanks stellen experts vast dat het kabinet de zelfgeschreven doelen van geen kant gaat halen.

Het leek wel een feestje. De aula van het Haagse Museon was sfeervol oranje uitgelicht, het publiek zat in afwachting van het programma geanimeerd te praten en het musettetrio Twips reeg het ene nummer aan het andere. Gastvrouw Maria Henneman wandelde naar Jan Terlouw voor een begroetingspraatje, Eelco Brinkman zat op de tribune in zijn hoedanigheid van voorzitter van Bouwend Nederland, niet ver van de minster voor Wonen, Wijken en Integratie, Eberhard van der Laan. Allemaal gekomen voor de ‘house warming’ van het programma Meer met Minder (MmM), het nationale energiebesparingprogramma voor de bestaande bouw, dat het bruisende middelpunt moet worden van energiebesparing. Ministeries, bouwbedrijven, energiebedrijven, installatiebedrijven en woningcorporaties sloten vorig jaar het MmM convenant met als doel om in 2020 2,4 miljoen bestaande gebouwen 30 procent minder energie te laten gebruiken.

Recht voor het spreekgestoelte, in het midden van de zaal, was een groot spaarvarken neergezet dat -wellicht onbedoeld- symbool stond voor het belangrijkste manco van het convenant: gebrek aan middelen.

Minister van der Laan had zich goed ingewerkt en nam geen blad voor de mond. Hij zei geschrokken te zijn van de doelstelling uit het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig om 500 duizend woningen te isoleren voor 2012. Maar na overleg met betrokkenen uit het veld wist hij wat er op het spel stond. “Ik weet vrij nauwkeurig wat u vandaag van mij verwacht”, sprak hij de zaal toe. “Namelijk toezeggingen voor drie dingen: én subsidie voor maatwerkadvies; én een subsidie voor het energiebesparingsfonds én goedkope kredietverlening voor energiebesparende maatregelen. Kosten van dat hele pakket: zo om en nabij de één miljard euro. Op het gevaar af dat u nu massaal de zaal verlaat, ga ik u nu zeggen: vergeet het maar! We hebben als kabinet het geld nu eenmaal niet om dat allemaal te betalen.” Verder negeerde hij het grote lege varken voor hem.

Ambities

“De doelstelling van het kabinet is gigantisch hoog”, vindt ook prof. Anke van Hal, praktijkhoogleraar Sustainable Housing Transformation aan de faculteit bouwkunde van de TU Delft en hoogleraar Sustainable Building and Development bij het Center for Sustainability van Business Universiteit Nyenrode. “Maar ze komt wel ergens vandaan; Engelse verzekeraars hebben berekend tegen welke kosten je aanloopt over twaalf tot twintig jaar als je nu niks doet. Dat is gigantisch! Dus als we nu niks doen snijden we onszelf in de vingers.”

“Het is een mooie doelstelling”, vindt Dick Tommel, voorzitter van de stichting Spaar het Klimaat, voormalig staatssecretaris van volkshuisvesting en van oorsprong scheikundige, “maar ze halen het van geen kant. Als ze de helft halen is het al prachtig.”

Tommel stond als voorzitter van Spaar het Klimaat (een initiatief uit 2005 van fabrikanten van isolatiemiddelen, kozijnen en glas, samen met energiebedrijf Nuon) aan de wieg van het programma Meer met Minder. De toeleveringsbedrijven verwonderden zich erover dat ze in heel Europa afzet hadden, behalve in Nederland. Ze gaven energieconsultancy Ecofys in Utrecht de opdracht uit te zoeken hoe groot het besparingspotentieel was in Nederland en boden het rapport Kosteneffectieve energiebesparing en klimaatbescherming in 2006 aan bij de ministers Dekkers (VROM) en Brinkhorst (EZ) die toezegden binnen drie maanden met een actieplan te komen. “Dat heeft twee jaar geduurd en daar is uiteindelijk de publiekscampagne Meer met Minder uitgekomen”, vertelt Tommel. “Het is een campagne voor energiebesparing in de gebouwde omgeving geworden van de energiebedrijven samen met Bouwend Nederland en de ministeries.”

Die waren op 26 februari allemaal naar het openingsfeestje gekomen. Hoopvolle ondernemers in barre tijden, ambtenaren van ministeries, provincies en gemeenten, energie-experts en idealisten vulden de zaal. Het spaarvarken werd gespekt door ondermeer de Noordelijke provincies met 33 miljoen euro voor 100 duizend woningen (330 euro per huis), 20 miljoen van de provincie Utrecht (als vergoeding van een kwart van de investeringen) en 100 miljoen van de ASN-bank voor groene leningen met lage rente. In plaats van één duidelijke regeling van het kabinet, ontstond zo een bont boeket, of zo u wilt een lappendeken aan regelingen en subsidies voor wie zijn huis wil isoleren. Op de MmM website kan de huizenbezitter nagaan welke subsidies en leningen in zijn geval van toepassing zijn.

Zoveel enthousiasme is natuurlijk hartverwarmend, zeker tijdens een feestelijke opening met muziek en prominenten. Maar de hamvraag blijft onbeantwoord. Tommel: “De grote vraag van de hele energiebesparing in Nederland in de woningbouwsector op dit moment is: welk instrument kan mensen bewegen om niet een nieuwe keuken te nemen maar om het huis te isoleren. Daar komt het op neer, dat is de echte vraag.”

Potentieel

Ecofys stelde in opdracht van stichting Spaar het Klimaat het besparingspotentieel vast voor de bestaande woningbouw. Hun analyse laat zien dat hier veel te winnen is: 35 procent van het aardgasgebruik van woningen. De redenering is eenvoudig: de CO2-emissie in Nederland is in ongeveer gelijke delen verdeeld tussen industrie, verkeer en gebouwen. Iets meer dan de helft van CO2-uitstoot van gebouwen staat op rekening van woningen en in woningen is ongeveer de helft van de emissie gerelateerd aan ruimteverwarming – in totaal 15 miljoen ton (in 2003) van in totaal 175 miljoen ton CO2 per jaar uit Nederland.

Voor de potentieelberekeningen is Ecofys uitgegaan van zestien typen referentiewoningen zoals gedefinieerd in een Novem rapportage uit 2001. In de tabel komen vrijstaande, 2-onder-1 kap, rijtjes-, gallerij- en portiekwoningen voor uit verschillende bouwperiodes. De aantallen daarvan zijn berekend met gegevens van VROM en CBS, waarbij een onderverdeling is gehanteerd tussen sociale huur, particuliere huur en koopwoningen. De opstellers hebben er rekening mee gehouden dat woningen in bepaalde categorieën al gedeeltelijk zijn geïsoleerd, bijvoorbeeld als gevolg van het Nationale Isolatieprogramma uit begin jaren 80, waardoor dubbel glas voor woonvertrekken vrijwel standaard is. Isolatiemaatregelen verhogen de warmteweerstand Rc (m2K/W) of verlagen de warmtedoorgangscoëfficiënt U (W/m2K). De opstellers hebben dat omgerekend tot een gemiddelde aardgasbesparing in kuub gas per vierkante meter oppervlak op jaarbasis. Vermenigvuldiging daarvan met het totale oppervlak (in miljoenen vierkante meters) dat voor de maatregel in aanmerking komt, levert de betreffende potentiële aardgasbesparing per isolatiemaatregel.

Maatregel gem. Rc (m2K/W) gem. U (W/m2K) gasbesparing potentieel
van naar van naar (m3/m2jaar) (106 m2)
spouwmuurisolatie 0,4 1,3 1,7 0,7 8 106
gevelisolatie 0,4 2,5 1,8 0,4 15 76
dakisolatie 0,6 2,5 1,4 0,4 12 77
vloerisolatie 0,2 2,5 2,9 0,4 4 161
enkel glas -> HR 5,6 2,3 21 8
enkel glas -> HR++ 5,6 1,2 29 8
dubbel glas -> HR++ 2,8 1,2 8 76
gegevens Ecofys, 2005

Voor de kosten van isolatie is Ecofys uitgegaan van een prijsniveau dat tussen dat van een individuele opdracht en een projectmatige aanpak (30 procent goedkoper) in ligt.

Isolatiemaatregel Prijs (incl. BTW)
€/m2
Massieve gevel 72
Spouw 13
Hellend dak 26
Plat dak 26
Vloer 21
HR-glas 98
HR++-glas 123
gegevens Ecofys, 2005

Per referentiewoning berekende Ecofys zowel het besparingspotentieel (in kiloton CO2 per jaar) als de terugverdientijd voor iedere isolatiemaatregel als de investering gedeeld door de jaarlijkse besparing op de gasrekening (uitgaand van 0,52 €/m3 gas).  Uitschieters zijn vrijstaande koopwoningen van voor 1966 (500 duizend stuks met 1.600 kiloton CO2/jaar besparingspotentieel)  en gehuurde rijtjeswoningen van voor 1966 (650 duizend met 1.150 kiloton CO2/jaar). In het totaaloverzicht zijn alleen isolatiemaatregelen meegenomen met een terugverdientijd van vijftien jaar of minder.

Daarmee kan het totale aardgasgebruik voor verwarming van woningen met 35 procent worden verminderd. Dat betekent zeven miljoen ton vermeden CO2-emissie (4 procent van het nationale totaal). De belangrijkste besparingen vallen volgens het rapport te behalen met een isolatiecampagne in de particuliere woningsector bij oude vrijstaande en twee-onder-een kap woningen en in de sociale en particuliere huursector bij rijtjeswoningen van voor 1980. Meer dan de helft van het besparingspotentieel (57 procent) ligt in de koopsector. Bijna de helft van de besparing kan gerealiseerd worden door gevelisolatie, bijna een kwart (22 procent) door isolatie van daken.

Het rapport constateert dat het tempo waarin huizen geïsoleerd worden flink omhoog moet. Jaarlijks wordt nu 1 procent van het woningbestand geïsoleerd (70 duizend woningen). “De realisatie van een reductie van 30 procent in 2020 kan worden bereikt met een verviervoudiging van het implementatietempo”, aldus het rapport.

Hoewel Ecofys de nadruk legt op energiebesparing in woningen, ligt er ook een behoorlijk potentieel bij de zogenaamde utiliteitsgebouwen (kantoren, ziekenhuizen, openbare gebouwen). Minder dan de helft daarvan is in Nederland redelijk geïsoleerd en dubbele beglazing wordt in 50 tot 85 procent van de gevallen toegepast. Isolatiemaatregelen kunnen het aardgasgebruik naar schatting met een kwart verminderen, wat overeenkomt met een 2,5 miljoen ton CO2 per jaar – ongeveer een derde van de woningsector. De terugverdientijd voor isolatie in utiliteitsgebouwen is langer dan in woningen vanwege het kleinere aantal uren dat de gebouwen verwarmd worden en de lagere gasprijs voor middelgrote gebruikers.

Samengevat is ongeveer 30 procent van het aardgas dat voor verwarming gebruikt wordt te besparen met maatregelen die zichzelf na vijftien jaar terugverdienen en die daarna blijvend bijdragen aan een lagere gasrekening en een verminderde CO2-uitstoot.

Campagne

De combinatie van een groot besparingspotentieel door isolatie, oplopende werkloosheid in de bouw en Keynesiaans investeren als remedie tegen de economische crisis, riep begin dit jaar bij verschillende instanties het idee op van een Green New Deal. Femke Halsema (Groen Links) opperde het idee van groene overheidsinvesteringen in de Tweede kamer. Het Centraal Planbureau werkte in het rapport Effecten van de kredietcrisis op klimaat- en energiebeleid de effecten uit van eventuele overheidsinvesteringen op het beleidsprogramma Schoon en Zuinig. Het CPB stelde dat duurzame investeringen aan drie voorwaarden moesten voldoen: “Ze moeten op tijd effect hebben, tijdelijk zijn en doelgericht zijn.” Een van de weinige opties die daaraan voldoet, en die op zowel de economie als het klimaat gunstig uitwerkt, is het stimuleren van energiebesparing in de gebouwde omgeving, aldus het CPB. Tommel voegt daar aan toe dat nu er veel nieuwbouwprojecten van de baan zijn, bouwbedrijven naar mogelijkheden zoeken om hun mensen aan het werk te houden. Na een korte praktijkscholing, waar de meesten het nut wel van inzien, is er volgens Spaar het Klimaat een flinke hoeveelheid mankracht beschikbaar voor een isolatiecampagne.

Energielabel

Als belangrijkste instrument voor de energiebesparing is het energielabel ingevoerd. Subsidies en regelingen voor isolatie gebruiken het energielabel als referentie. Zo bedraagt de MmM stimuleringspremie 300 euro voor 1 stap verbetering in energielabel, en 750 euro voor twee stappen. Het label is een uitvloeisel van de Europese richtlijn Energy Performance Building Directive die op 1 januari 2006 in werking is getreden. Lidstaten moesten uiterlijk drie jaar later een werkende energielabel hebben geïntroduceerd waarop in een oogopslag te zien is hoeveel energie een pand gebruikt. De indeling in klassen G (slecht) tot A (goed) en de kleurstelling van rood tot groen is overgenomen van het labellingsysteem voor huishoudelijke apparaten. Het label is gebaseerd op de energie-index (EI); het quotiënt van het gestandaardiseerde energiegebruik per vierkante meter gebruiksoppervlak en de standaard van 370 MJ/m2. Een vrijstaande woning van voor 1966 bijvoorbeeld zit zonder extra maatregelen op label F of G (2,4 < EI < 2,9) en een rijtjeshuis van twintig jaar later op label D (1,6 < EI < 2,0). Gemiddeld zitten veel woningen in Nederland op label D. Isolatiemaatregelen die binnen vijftien jaar terugverdiend kunnen worden, kunnen dat terugbrengen naar label C (1,3 < EI < 1,6). Nederland was de laatste Europese lidstaat die het energielabel invoerde. Op 1 januari 2008 – met de hakken over de sloot.

Maar het probleem met deze spil van de energiebesparing is dat ze niet goed functioneert. Het televisieprogramma Radar nodigde drie verschillende adviseurs (voor drie verschillende tarieven) uit een energielabel uit te brengen voor dezelfde woning en kreeg drie verschillende uitkomsten. Tommel: “Een van de manco’s is dat de marges in het opnemen van de labels zo groot zijn dat als je label C hebt, er ook een redelijke kans is dat iemand anders het als ‘B’ classificeert. Of als ‘D’”. Daarnaast schortte het aan opleiding van de opnemers. Anke van Hal liet een paar jaar geleden al energieadviseurs thuis langskomen en kreeg verschillende uitkomsten. “Het klinkt simpel”, zegt ze, “maar mensen zijn opgeleid als installateur óf als bouwkundige, maar van elkaars gebied weten ze bijna niets.”

Na de gebrekkige introductie werkt het ministerie van VROM nu aan een verbeterde versie, waarvan de herintroductie uitgesteld is van maart naar september. Ook zijn de eerste vijftig EPA-adviseurs opgeleid (Energie Prestatie Advies), zodat het label nu mondjesmaat toegepast kan worden.

Er zit echter nog een ernstige weeffout in het systeem. Het label is verplicht bij de verkoop van woonhuizen, ténzij koper en verkoper overeenkomen dat het niet nodig is. Van Hal vertelt: “Ik hoor dat makelaars het mensen ontraden om het label toe te passen en het hen met voorgedrukte formulieren heel eenvoudig maken om de verplichting te ontduiken – en als jij perse dat huis wilt hebben, ga je niet moeilijk doen.” Geen wonder dus dat vijf maanden na de introductie het energielabel slechts bij 5 procent van de verkochte huizen meegeleverd werd (NRC, 2 mei 2008).

Belangstelling

Ondanks de kritiek heeft de verplichte energielabeling voor woningcorporaties per 1 januari 2009 er wel toe geleid dat corporaties meer energiebewust zijn geworden. Op de TU Delft is de afgelopen jaren geregeld onderzoek gedaan naar de interesse van corporaties in energiebesparing. Die bleek steeds  maar bij een klein gedeelte te bestaan. Maar een recente rondvraag, nadat het label verplicht was geworden, leverde een veel hogere respons. “Als je met de billen bloot moet, is het een heel ander verhaal dan dat niemand weet hoe goed of slecht jouw bestand is”, concludeert Van Hal.

Corporaties zijn goed voor 29 procent van het potentieel aan CO2-reductie door isolatie in bestaande woningen, dat is twee miljoen ton CO2 op jaarbasis.

Op de Meer met Minder bijeenkomst zei Willem van Leeuwen, toen nog voorzitter van de branchevereniging van woningcorporaties Aedes, dat de corporaties per jaar honderdduizend woningen één stap in energielabel gaan verbeteren. Daarmee realiseren ze in dat bestand 20 procent energiebesparing. Dat lijkt fors, maar volgens Tommel is het een stap terug: “Oorspronkelijk was de toezegging dat de corporatiewoningen naar label B zouden worden gebracht.”

Huurders krijgen gelijk met een korting op hun maandelijkse voorschot van het energiebedrijf, een huurverhoging zodat ze per saldo even duur uit zijn.

De investeringen zijn vaak hoger dan terugverdiend kan worden uit de huurverhoging, maar corporaties zien ook het belang van het investeren in hun woningbestand. “Als we dubbelglas installeren, vragen we 5 euro meer per maand”, zegt Albert Laterveer van woningcorporatie Pre Wonen. “Dat kan niet uit, maar het verhoogt de kwaliteit”. Hij legt uit dat corporaties investeren in hun huizenbestand om ze langer te kunnen verhuren, of om ze na verloop van tijd beter te kunnen verkopen. “Het verschil tussen tien jaar extra verhuren of sloop, daar kun je veel geld mee verdienen.” Corporaties treffen dus isolatiemaatregelen met eigen geld en uit goed begrepen eigenbelang. Honderdduizend woningen per jaar 20 procent zuiniger is aanzienlijk, al is het effect is minder dan toegezegd (label B) en ook minder dan de doelstellingen uit Schoon en Zuinig (30 procent minder).

Het grootste probleem én het grootste besparingspotentieel (57 procent) zit bij de particuliere huizenbezitter. Praktisch gesproken is het moment van de koop het handigste moment om isolatiemaatregelen te treffen. “Maar mensen hebben dan altijd geld tekort omdat ze én een nieuwe badkamer én een nieuwe keuken willen”, weet Van Hal. Op Nyenrode heeft ze onderzoek laten doen naar de interesse van huiseigenaren voor energiebesparing. Daar kwam uit dat het een klein groepje idealisten zeer aanspreekt. Daartegenover is er ook een kleine groep die het energieverbruik niks interesseert. De grootste groep vindt het ‘best wel belangrijk’ mits de kosten niet te hoog worden. Tot slot is er een kleine maar groeiende groep, de cultural creatives, die voor kwaliteit en comfort gaan, ook als het extra kost. “Dat zijn de mensen die bijvoorbeeld in de supermarkt biologische producten kopen, maar er niet voor naar de speciaalzaak gaan”. Naar schatting 15 procent van de Nederlandse bevolking valt in die groep. Dat is volgens Van Hal groot genoeg om marketingtechnisch interessant te zijn.

De grote vraag is dus hoe je die groep potentieel geïnteresseerden kunt verleiden om te investeren in energiebesparing. Tommel stelt voor om de overdrachtsbelasting bij de verkoop van een huis  (nu 6 procent) afhankelijk te maken van het energielabel, zodat een beter label een lagere afdracht betekent. Ook zou de rente van energie-investeringen aftrekbaar moeten worden van de inkomstenbelasting. En, stelt hij voor, er zou een fonds ter grootte van ongeveer 1 miljard euro (100 duizend huizen per jaar à 10 duizend euro) moeten komen om de rente op leningen voor energiebesparing mee te verlagen, wat de terugverdientijd verkort.

Anke van Hal zou graag zien dat energiebesparingsmaatregelen worden aangeboden als een offer you can’t refuse. “Dat je zeker weet dat je geen gedoe hebt, dat het werkt en binnen termijn wordt opgeleverd en dat het betaalbaar is.”

In Nederland komen de eerste initiatieven van zo’n geïntegreerde aanpak met één contactpersoon inclusief financiële dienstverlening nu van de grond. Ecostream in Utrecht had het Wonen++ programma al op die leest geschoeid, en sinds 1 maart is ook Nuon actief met energieadvies op maat. Bij het treffen van maatregelen (variërend van spaarlampen tot hr-ketel) kan Nuon voorfinancieren en de klant betaalt terug uit de energiebesparing.

Het Ecofysrapport heeft nog andere fiscale suggesties, zoals een verlaging van het huurwaardeforfait  voor energiezuinige woningen (of verhoging voor slechte woningen) en de verlaging van BTW op isolatiemaatregelen van 19 naar 6 procent.

Helaas is geen van deze maatregelen terug te vinden in het pakket crisismaatregelen van het kabinet. De 320 miljoen die het kabinet de komende twee jaar uittrekt voor isolatie van gebouwen, heeft Spaar het Klimaat verbijsterd. Niet alleen is het bedrag veel lager dan volgens Tommel nodig is, maar particuliere woningbezitters hebben er niets aan. Het bedrag is (grotendeels) gereserveerd voor de woningbouwcorporaties. Dat is vreemd. Want waarom de corporaties steunen die al vrij actief zijn in energiebesparing en die dat doen met eigen geld, en niet proberen om de particuliere eigenaren te stimuleren, waar immers waar het leeuwendeel van het besparingspotentieel zit?

Uit het Nationale Isolatieprogramma NIP (1978 – 1987) is gebleken dat subsidies werken. In die periode is 1,8 miljard gulden (820 miljoen euro) aan subsidies uitgekeerd, en dat leverde een besparing op van 5,4 miljard gulden (2,45 miljard euro) en 1,45 miljard m3 aardgas oftewel 2,8 miljoen ton CO2 per jaar. Waarom dan niet de huiseigenaren aansporen?

De reden daarvoor heeft volgens Tommel weinig met energiebesparing te maken maar veel met een positief gebaar vanuit het ministerie van VROM naar de corporaties die sinds de invoering van de Vogelaarheffing voor de aanpak van probleemwijken op gespannen voet leven met het ministerie. “Dit heeft niets te maken met isolatie met huizen”, weet de insider.

Traag

In Den Haag toostten de installatie- en isolatiebedrijven met de aannemers. Maar op de zaak lijkt het rustig. Cijfers over particuliere isolatieprojecten zijn moeilijk te krijgen. Meer met Minder kan niet zeggen hoeveel mensen de 750 euro startsubsidie hebben aangevraagd, laat staan hoeveel er toegekend zijn. Nuon en Wonen++, de bekendste aanbieders van de one-stop-shop formule, hebben wel cijfers, maar willen die niet kwijt vanwege de vermeende concurrentiegevoeligheid ervan. Het blijft dus gissen.

Maar we kunnen wel de balans opmaken. Het potentieel aan energiebesparing in bestaande woningen is reëel en fors: 35 procent met maatregelen die zich binnen vijftien jaar terugverdienen. De doelstelling van het kabinet luidt: 500 duizend woningen 30 procent energiezuiniger in 2012. Corporaties leveren, als ze hun woord houden, de grootste bijdrage met 100 duizend woningen per jaar die niet 30 maar 20 procent energiezuiniger worden. Maar van particuliere huiseigenaren is geen extra inspanning te verwachten omdat het pakket crisismaatregelen hen niks biedt. Tommel: “Er wordt waarschijnlijk geen woning extra mee geïsoleerd.

De kabinetsdoelstellingen zijn wel ambitieus, maar de middelen om het te realiseren zijn er niet bij in begrepen.  En dat betekent dat we het lang niet gaan halen.” Met het huidige isolatietempo raken de doelstellingen van Schoon en Zuinig elke dag verder buiten bereik. Dick Tommel: “Het eerste jaar is er niks gebeurd, het tweede jaar van het kabinet ook niet. Dus kun je nu in twee jaar 500 duizend huizen isoleren? Nee natuurlijk, helemaal nooit.”

De ondernemers op het Haagse feestje willen graag aan de slag. De website is in de lucht, het eerste klasje labelopnemers is opgeleid en de bar is open. Het wachten is op de klant. Maar de klant wacht op een goed aanbod. En dat zit er niet in. Zo wacht alles op iedereen en ondertussen doet ieder maar een beetje alsof. Isolatie van bestaande bouw verloopt in ons land beschamend veel later en kleinschaliger dan in de landen om ons heen. Misschien is het de erfenis van Slochteren, dat van Nederland al vijftig jaar lang het Koeweit van Europa maakt.

Aanbevolen sites:

www.spaarhetklimaat.nl

www.milieucentraal.nl

www.meermetminder.nl

www.ecowinst.nl

www.aeneas.nl/toolkit

KADER.1 | Huis aan huis

Gedreven door de ambitie om de groenste stad van het land te worden, heeft Cambridge, Massachusetts een fors energiebesparingsprogramma gelanceerd: de Cambridge Energy Alliance (CEA). Vanaf de aftrap in maart 2007 hebben de organisatoren zichzelf een termijn van vijf tot zeven jaar gesteld om de helft van alle 23 duizend gebouwen aan te pakken om zo het elektriciteitsverbruik met 10 procent terug te brengen. Het uiteindelijke streven ligt op 20 procent minder elektriciteit en 20 procent emissiereductie ten opzichte van 1990. Bij het begin van het programma werd een fonds van 70 miljoen dollar opengesteld (gemiddeld zesduizend dollar per gebouw) voor energiebesparende leningen tegen een lage rente.

De energiebesparingsalliantie huurt energieconsultants in – met het Massachusetts Institute of Technology binnen de gemeentegrenzen niet echt een probleem – die letterlijk van deur tot deur gaan om energieadvies op maat te verstrekken. Maatregelen kunnen variëren van verbeteren van isolatie, aanbrengen van voorzetramen tot installatie van een micro-wkk (stroomopwekkende verwarmingsketel, hier ook wel HR-e ketel genoemd). Ook spaarlampen vallen binnen het programma.

De alliantie houdt de voorgestelde maatregelen bij, verstrekt leningen, berekent en controleert de energiebesparing. Het is de bedoeling dat huiseigenaren de getroffen maatregelen kunnen terugbetalen uit besparing op de energierekening. Als iemand voor 1.100 dollar isolatie aanbrengt en een efficiëntere airco koopt, kan dat 250 dollar per jaar besparen op de energierekening, stelt de CEA. De terugverdientijd is dan minder dan vijf jaar. Aanvankelijk is een derde van de energiewinst voor de huiseigenaar, met de rest wordt de lening ingelost. Wanneer de schuld eenmaal is afbetaald, profiteert de huiseigenaar volledig van de energiebesparing.

Ook de energiemaatschappij heeft baat bij het terugbrengen van het elektriciteitsverbruik, omdat investeringen in nieuwe centrales

en infrastructuur daardoor langer kunnen uitblijven en wellicht zelfs onnodig zullen blijken. De netwerkbeheerder int nu een miljard euro per jaar om de elektriciteitsvoorziening in de toekomst te kunnen garanderen. De gemeente hoopt bij gebleken succes van het besparingsprogramma een beroep te kunnen doen op die reserves.

Twee jaar na de lancering is het programma eigenlijk nog maar net begonnen, vertelt CEA-medewerkster Lilah Glick over de telefoon. Vorig jaar augustus werden de eerste woningen, bedrijfs- en overheidsgebouwen bezocht, en tot nu toe zijn er 250 gebouwen in het programma betrokken – twee procent van de doelstelling. Ondertussen zijn de omstandigheden moeilijker geworden voor het programma, merkt de community outreach manager. Eerst daalde de olieprijs vanaf 150 dollar per vat dramatisch naar momenteel 42 dollar. Daardoor is een belangrijke stimulans achter het programma weggevallen: “There’s not the same motivation anymore.” Verder steekt ook de kredietcrisis een spaak in het wiel. Door onzekerheid over werk en inkomen zijn minder mensen geneigd om een lening aan te gaan, zelfs al is die rentevrij. Het is Lilah’s taak om aan hen uit te leggen dat ze er dankzij besparingen op de energierekening op vooruitgaan. Maar “people are weary”, ze vertrouwen het niet meer.

KADER.2 | Energiebesparing in huurwoningen – wie profiteert?

‘Wil je de successtory of het echte verhaal?’, vraagt Albert Laterveer. Hij is functionaris bestuursondersteuning bij woningcorporatie Pre Wonen, actief in Haarlem en omstreken.

De successtory is een renovatieproject van 382 flatwoningen uit de jaren zestig in de Haarlemse deelgemeente Schalkwijk. De Europawijk werd destijds gebouwd als antwoord op de woningnood: negen portiekflats van vier verdiepingen met grasvelden en gemeenteperkjes. Het staat voor de ‘onderkant van de huurmarkt’. In een gezamenlijk initiatief van energiebedrijf en woningcorporaties werden de woningen gerenoveerd en geïsoleerd. De open keukengeisers zijn vervangen en er werd een gemeenschappelijke voorziening voor verwarming en tapwater geïnstalleerd. In 2002 werd het zogenoemde 2 megawatt project opgeleverd (genoemd naar de piekcapaciteit van de duurzame verwarmingsinstallatie). Het leverde 70 procent energiebesparing op en daarmee 70 procent minder CO2-emissie (is 1.500 ton per jaar).

Het resultaat werd bereikt door een combinatie van energiebesparing, duurzame warmte en warmteopslag. Isolatie en lagetemperatuurverwarming leverde 20 procent besparing op, individuele bemetering ook 20 procent, en de inzet van duurzame energie nog eens 30 procent.

Aan de buitenkant vallen alleen de prismavormige ketelhuizen op die op de daken van de flats zijn geplaatst. De installatie zelf onttrekt zich aan het zicht: een warmtecentrale met boiler, twee warmtepompen, twee cv-ketels en 300 m2 zonnecollectoren op iedere flat. Water voor de verwarming is 50 graden heet, tapwater 65 graden (vanwege legionellapreventie). Warmtepompen en cv-ketels springen bij als de zonnewarmte tekort schiet. Maar wanneer er in de zomer een overschot aan warmte optreedt, wordt dat opgeslagen in een 115 meter diep aquifer. Het wijkverwarmingssysteem is met een warmtewisselaar verbonden met een onderaardse koude (10 graden) en een warme (40 graden) waterhoudende laag. In de winter lopen de stromen andersom en draagt de opgeslagen warmte bij aan de warmtevoorziening van de woningen.

De investering van het project bedroeg ongeveer vijf miljoen euro (dertien duizend per woning), een bedrag dat dankzij groen financiering (lagere rente voor duurzame energie-investeringen), subsidies van gemeente, provincie en SenterNovem bereikbaar werd. Energieverkoop aan de bewoners over de projectduur van vijftien jaar moet de begroting rondmaken.

Nu de andere kant van de medaille. De bewoners zijn, ondanks goed de functionerende techniek, maar matig tevreden. Onderzoek wees uit dat maar 37 procent de nieuwe situatie comfortabeler vond, 29 procent sprak over een betere verwarming en slechts 10 procent was goedkoper uit. Laterveer wijt dat laatste aan een gebrekkige communicatie. De bewoners was beloofd dat ze gemiddeld even veel kwijt zouden zijn aan energiekosten, maar doordat men weinig begreep van de regeling van de lagetemperatuurverwarming (die het zuinigst functioneert op een constante thermostaat), liepen de kosten soms onverwacht hoog op.

“We pakken het de volgende keer toch anders aan”, zegt Laterveer. Nu is de installatie eigendom van het energiebedrijf Eneco, dat ook het initiatief nam. Het contract is gesloten voor vijftien jaar en dat betekent een langdurige klantenbinding. Verder is de prijs per eenheid warmte die de bewoners betalen gekoppeld aan de gasprijs, wat discutabel is aangezien 70 procent uit zonnewarmte komt. Bij een volgend project wil Pre Wonen zelf de installatie in eigendom houden en de bewoners laten delen in de besparing op energiekosten.

KADER.3 | Weerbarstige praktijk

Hoewel ik doordrongen ben van de noodzaak van energiebesparing en inzet van duurzame energie, was het er thuis nog niet van gekomen. Ik woon met vrouw en drie kinderen in een tussenwoning uit 1965, type doorzonwoning met enkel glas en fraaie slanke stalen kozijnen. Goed voor 4200 kwh en 1600 m3 gas.

Mijn zoektocht begon vorig jaar met het aanvragen van zonnepanelen. Ik heb een dak op het zuiden, waar zeker zes vierkante meter zonnepanelen op passen. Ik stuurde het aanvraagformulier op, en ontving enkele weken later bericht van Eneco. Helaas was de subsidieregeling gestopt. Ik besloot de aanvraag te handhaven, want ik kende de verhalen over het start-stop karakter van energiesubsidies. En inderdaad, een kleine maand later belde de man weer met de mededeling dat de subsidie weer hervat was, zodat een afspraak gemaakt kon worden. Enkele weken later begon de energieconsulent met een inspectie van de meterkast en constateerde dat er geen ruimte was voor een extra meter, terwijl dat wel een voorwaarde is voor de subsidie. Eenmaal boven vroeg hij hoe ik van plan was de vingerdikke kabel vanaf het dak naar de meterkast te krijgen. Geen idee natuurlijk – ik dacht dat dat hun vak was. Om kort te gaan – ik heb de aanvraag geannuleerd.

Mijn volgende poging betrof een zonneboiler. Die zou op het platte dak van de bijkeuken geplaatst kunnen worden om het ingaande tapwater van de HR-combiketel voor te verwarmen. De offerte voor de installatie bedroeg een kleine drieduizend euro. Volgens het optimistische grafiekje in de folder zou de installatie me honderd euro per jaar aan gas schelen. Dat betekent dus dertig jaar voordat de kosten eruit zijn, of 23 jaar met subsidie. Ik betwijfel of ik dat haal en ook de levensduur van de installatie wordt korter ingeschat. Daar komt nog bij dat niemand me kon garanderen dat de warmtecollector met ballast niet door het dak van de bijkeuken zou zakken. De installateur stelde zich er in elk geval niet voor aansprakelijk, zodat ik besloot het risico niet te nemen.

Ik heb ook een houtkachel overwogen, maar ook dat kwam tamelijk duur uit. De kachel zelf was 1.100 euro, maar inclusief de verbouwing van de schoorsteen kwam de offerte op een kleine drieduizend euro. Per jaar verstook ik momenteel zo’n halve kuub hout voor een buitenwijkprijs van 30 euro. U snapt – ook dat kan niet uit.

Wat we tenslotte wel gedaan hebben, is opdracht gegeven om in het hele huis kozijnen en ramen te vervangen door HR++ dubbelglas. De offerte daarvoor vereiste een extra hypotheek (zo’n 23 duizend euro). Voor een groene hypotheek (tegen een lagere rente) kwamen we niet in aanmerking omdat we niet kunnen aantonen dat het huis twee stappen omhoog gaat in energielabel. Qua kosten (100 euro per maand) weegt het niet op tegen de besparing in gas (naar schatting 300 euro per jaar), maar we hebben ertoe besloten uit een combinatie van idealisme en waardeverbetering van het huis. We zijn hiermee geen uitzondering. Naar aanleiding van recent onderzoek naar energiebesparingsmaatregelen van huiseigenaren schrijft Milieu Centraal: “Het aanbrengen van dubbel glas is een opvallend populaire maatregel, ondanks de lange terugverdientijd. Dubbel glas verhoogt het comfort van een woning enorm en dat speelt mee.”

Posted in De Ingenieur.

Tagged with , , .


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.