Skip to content


Bruine energie

Hoezo Radio, 25 nov 2007

In Sneek verzamelt Brendo Meulman de poep van de hele buurt in zijn schuurtje. Het gaat om een testopstelling van de firma Landustrie met vrijwel watervrij toiletten en vergisting van de ontlasting waardoor methaan ontstaat.

Luisteren

Posted in Teleac Hoezo radio.


De paradox der duurzaamheid

Delta 33, 08 nov 2007, reportage

De paradox der duurzaamheid
Duurzaamheid zit niet in ons systeem. Dat stelde prof.dr.ir. Saul Lemkowitz bij de opening van het duurzaamheidssymposium ‘Sustainable Solutions, Focus on Africa’. Een duurzame vorm van kapitalisme zal afgedwongen moeten worden.
Delta 33, 08 nov 2007, reportage Continued…

Posted in Delta.


‘Hoed u voor de tirannie van de massa’

Delta 35, 22 nov 2007, interview stedenbouwkundige Alexander D’Hooghe

‘Hoed u voor de tirannie van de massa’

Elf september en de oorlog in Irak, de toenemende onverdraagzaamheid, de moord op Theo van Gogh en de afwijzing van de Europese Grondwet. Voor stedenbouwkundige Alexander DÕHooghe zijn het allemaal tekens van een diep onbehagen. Hij zocht in het verleden naar oplossingen voor een morrende wereld. Continued…

Posted in Delta.


Houtskool tegen het klimaatprobleem

De Pers, november 2007

Houtskool tegen het klimaatprobleem

Een proces dat CO2 vastlegt, energie levert en bovendien de landbouwproductie verbetert. Dat klinkt te mooi om waar te zijn, maar als de Indianen het duizenden jaren al deden, waarom zouden wij dan geen houtskool in de grond stoppen om het klimaat te redden?

De eerste melding van de zwarte aarde uit de Amazone, de ‘terra preta do ind’o’, kwam in 1870 van de ontdekkingsreiziger Charles Orton in zijn boek The Andes and the Amazon. In 1879 beschreef de ontdekkingsreiziger Herbert Smith vanuit de Amazone niet alleen de smaak van tapirvlees, maar ook de vruchtbare gronden daar. Hij verbaasde zich over de groei van suikerriet. “De plantage is een lust voor het oog,” schreef hij over de velden van een rumstokerij. “Het riet staat meer dan drie meter hoog en de stengels zijn polsdik.” Het geheim lag in de grond, zo begreep hij. De zwarte aarde, terra preta, behoorde tot de beste gronden langs de Amazone. De toplaag was tot een meter dik, had een fijne, losse structuur, was vochtig en kennelijk erg vruchtbaar. De exotische grondsoort was een wonderlijk verschijnsel waarvan niemand wist hoe die was ontstaan.

Een kleine eeuw later was het boek ‘Amazon Soils’ (1966) van de Wageningse bodemkundige Wim Sombroek de eerste wetenschappelijke studie van het onderwerp. Het verhaal gaat dat Sombroek in de jaren ’50 bij zijn eerste kennismaking met de zwarte aarde in de Amazone een deja-vu beleefde en er min of meer verliefd op werd. Sombroek had namelijk als jongen de Hongerwinter meegemaakt en het gezin had die overleefd dankzij de opbrengsten van een groentetuintje dat zijn vader bemestte met ondermeer de resten van het haardvuur. Sombroek herkende in het oerwoud de zwarte aarde uit zijn jeugd. Onderzoek van de bodem maakte duidelijk dat de grond van het regenwoud niet alleen poedervormig houtskool bevatte, maar ook visbeenderen en aardewerkscherven. Met andere woorden: terra preta was geen natuurverschijnsel, maar een nalatenschap van de oorspronkelijke Indiaanse bevolking van duizenden jaren geleden.

De zwarte aarde is een van de aanwijzingen voor een hoogontwikkelde Indiaanse cultuur in het Amerika van voor Columbus. In zijn boek 1491 (Columbus ontdekte Amerika in 1492) betoogt de schrijver Charles Mann dat Amerika destijds allesbehalve woest en ledig was. Er leefden waarschijnlijk meer mensen dan destijds in Europa, met steden groter dan het toenmalige Parijs. Terra preta, denkt men nu, is het resultaat van een intensieve vorm van bodembeheer en bodemverbetering, een noodzaak om iedereen te kunnen voeden. Sommigen gaan zover te veronderstellen dat een aanzienlijk deel van het regenwoud zelf eveneens onder invloed heeft gestaan van menselijk ingrijpen. Het oerwoud als cultureel erfgoed.

Sinds ongeveer 10-15 jaar staat Terra Preta sterk in de belangstelling. Aanvankelijk ging het vooral om duurzame landbouw, maar de laatste jaren komt de betekenis van Terra Preta voor het klimaatprobleem steeds meer naar voren.Vorig jaar kwam een groep bodemonderzoekers op een congres in Amerika bij elkaar om terra preta in te brengen als de nieuwste bron van biobrandstoffen en tevens remedie tegen de klimaatverandering. Er werd een nieuwe naam voor verzonnen (biochar) en een stichting opgericht: het internationaal biochar initiatief (IBI).

“Het is een beetje een hype geworden,” vindt de Wageningse hoogleraar bodemkwaliteit Thom Kuyper. “Het is op zijn minst opmerkelijk dat de initiatiefnemers juist uit die landen komen die weigeren het Kyotoverdrag (voor verplichte reductie van CO2-uitstoot, red.) te ondertekenen.”

Voorstanders van biochar willen de CO2-uitstoot verminderen door organische koolstof vast te leggen in de bodem. EŽn van de iniatiefnemers, bodemkundige Johannes Lehmann van de Cornell universiteit in Ithaca, New York, heeft zelfs een plan ontwikkeld om biobrandstof te maken die CO2-negatief is. Dat is een brandstof die bij productie CO2 onttrekt aan de atmosfeer. Dat gaat als volgt. Men neme afvalhout uit het bos, maisstengels, snoeihout, tuinafval of oogstafval. Dat breng je op een temperatuur van zo’n vierhonderd graden zonder dat er zuurstof bij komt. Het afval ontleedt dan in een proces dat pyrolyse of vergassing heet. Er ontsnappen gassen, waaronder koolmonoxide en waterstof en er blijft een koolachtige substantie over. Uit de gassen is biodiesel te maken door een proces dat de gasmoleculen aaneenrijgt tot grotere moleculen van een vloeibare brandstof. De overgebleven koolstof wordt verpulverd en in de grond gestopt als mest voor de volgende oogst. De koolstof in de grond is dan voor honderden, misschien zelfs duizenden jaren onttrokken aan de atmosfeer. Kortom, er is door het gewas CO2 opgenomen uit de atmosfeer en een gedeelte daarvan komt er niet meer in terug. Het proces legt dus netto CO2 vast en daarenboven is er warmte en biodiesel geproduceerd uit organisch afval. Terra preta bevat per hectare tot 150 ton meer koolstof dan andere bodems (tot 9 procent koolstof). Lehmann schat dat door de aanmaak van nieuwe terra preta aan het einde van de eeuw jaarlijks 9,5 miljard ton koolstof vastgelegd kan worden. Dat is meer dan wat er momenteel per jaar aan koolstof de lucht in gaat (8 miljard ton koolstof of 28 miljard ton CO2).

“Het zou mooi zijn als het zo’n wondermiddel was,” reageert Thom Kuyper. Maar hij voorziet problemen bij de opschaling. Zo is het onbekend wat er gebeurt als je plotseling zoveel koolstof in de bodem stopt. De indianen namen daar een of twee eeuwen de tijd voor. Het kan best zijn dat de bodem aanvankelijk minder vruchtbaar wordt. Kuyper heeft daarom onderzoeksaanvragen lopen om in samenwerking met plaatselijke onderzoekers in Zuid-Amerika meer te weten te komen over de biologie van de grond. Welke organismen leven er en wat doen die precies?

Een andere kwestie is de grondprijs. Stel dat biochar maken een lucratief proces blijkt en dat ondernemingen hele stukken grond opkopen om koolstof in op te slaan. Leidt dat tot het verdrijven van de arme boeren uit die streek? En tot slot: waar halen we alle houtskool vandaan? Kuyper: “Je moet er toch niet aan denken dat iemand het Amazonewoud eerst in de fik steekt om het vervolgens onder te ploegen als bijdrage tot het klimaatprobleem.”

Dergelijke bezwaren weerhouden het IBI er niet van om met evangelische gedrevenheid de beloften van hun zwarte aarde onder de aandacht te brengen. Ze willen offici‘le erkenning van de CO2-vastlegging zodat productie van biochar geld op kan brengen in het internationale emissiehandelssysteem. Want vanaf volgend jaar gaat de uitstoot van CO2 werkelijk geld kosten. Naar verwachting tussen 20 en 40 euro per ton. Je kunt je vakantievlucht dan compenseren door biochar te sponsoren; een klimaatvriendelijke vorm van zwart geld.

Weblinks:
www.eprida.com
www.biochar-international.org

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2007

Posted in anders.


Vegaburgers

VROM.nl, november 2007

Vegaburgers

Onlangs zegde Minister Cramer toe aan Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren onderzoek te laten doen naar de milieueffecten van vleesconsumptie en naar de gevolgen van gedeeltelijke vleesvervanging. Nu las ik laatst het jaarlijkse rapport State of the World 2006 door het World Watch Institute (WWI) en dat geeft in het hoofdstuk ‘Rethinking the global meat industry’ eigenlijk al antwoord op alle vragen die je op dit gebied kunt hebben. Het is eerlijk gezegd een angstaanjagend essay dat mensen als vanzelf aanzet om hun vleesconsumptie te verminderen. Of, in de woorden van beleidsmedewerker Jan Juffermans van duurzaamheidscentrum De Kleine Aarde op bezoek in de TROS nieuwsshow: “Minder vlees mevrouw, u weet wel waarom.”

Voor wie het nog niet wist: de wereldwijde bio-industrie is een wrede, vraatzuchtige, vervuilende en gevaarlijke bedrijfstak geworden. Zoveel wordt wel duidelijk uit het WWI-rapport. In de eerste plaats is er het enorme beslag op grondstoffen. In de VS gaat 70 procent van de mais naar de varkens, wereldwijd is 80 procent van de soja voor de veeteelt bestemd. Het waterverbruik is verbluffend: voor de productie van 2 ons biefstuk is 25.000 liter water nodig. De andere kant van de enorme vraat is natuurlijk een reusachtige mestproductie. Nu wordt dat in Nedeland allemaal keurig bijgehouden in de mestboekhouding, maar het WWI wijst erop dat de vleesindustrie zich juist verplaatst vanuit de gereguleerde VS en EU naar China, Brazili‘, India en Rusland: “De miljarden tonnen mest cre‘ren daar mini landbouw Tsjernobyls, met het risico op grootscheepse vernietiging.”

Daarnaast zijn er de gezondheidsrisico’s. De stallen waar de dieren in slechte hygi‘nische omstandigheden dicht opeengepakt zitten zijn volgens volksgezondheiddeskundige Michael Osterholm (Universiteit van Minnesota) een ideale kweekvijver voor gevaarlijke virussen. “Zuidoost-Azi‘ vormt het grootste risico voor het ontstaan van een nieuw virus voor een pandemie. Darwin had geen effectievere omgeving kunnen bedenken om een nieuw griepvirus snel te laten evolueren.” Naast het risico voor virussen is er de dagelijkse praktijk van resistente en dus moeilijk te bestrijden bacteri‘n. Antibiotica worden standaard aan staldieren gevoerd om het risico van een uitbraak van infecties te verkleinen en om de dieren sneller te laten groeien (een welkom bijverschijnsel). Het uiteindelijke effect hiervan is de ontwikkeling van resistentie bij bacteri‘n tegen de antibiotica. Met andere woorden: “We offeren toekomstige geneesmiddelen op door ze nu aan beesten te voeren die niet eens ziek zijn.” Aldus David Wallinga, antibiotica-expert van het Amerikaanse Instituut voor Landbouw- en Handelsbeleid IATP.

Voor de wrede praktijken binnen de industrie, de middeleeuwse arbeidsomstandigheden, de ongelofelijke opgefokte groei van de dieren, de impact op het regenwoud en de bijdrage aan het klimaatprobleem (volgens zeggen 18%) heb ik hier geen plek. Ik ben benieuwd naar de bevindingen van de door Cramer in te stellen onderzoekscommissie. Ook ben ik benieuwd hoe men in het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit hier tegenaan kijkt. Het WWI-rapport concludeert alvast dat er maar ŽŽn verantwoorde productiemethode van vlees is: lokaal, in de wei, zonder hormonen en zonder antibiotica. Maar ja, hoe verander je koopjesjagende consumenten in bewuste vegaburgers?

copyright © Het Inzicht / Jos Wassink, 2007

Posted in VROM.