Skip to content


Emma zat in Delft terwijl haar ouderlijk huis overstroomde

De zomervloed in Venlo. (Foto: Jenske via Flickr)

Na een paar dagen regen schoot het waterpeil in Limburg plotseling omhoog. Wat was er aan de hand? Waren we goed voorbereid? En kwam het door klimaatverandering?

Read in English on TU Delta

IO-studente Emma Dijkstra kreeg deze zomer verontrustend berichtjes op haar Whatsapp. Haar familie (vader, moeder en broer) in Maastricht hadden de opdracht gekregen hun huis te verlaten. Ze wonen daar prachtig in de wijk Heugem, met zicht op de Maas. Maar dat was nu net het probleem. Het was donderdag 15 juli 2021, en er werd een stijging van de rivier verwacht van tussen de 0,8 en 5 meter. Omliggende woningen werden uit voorzorg ontruimd. “U moet hier echt weg”, had een handhaver tegen haar vader gezegd. Ze hebben nog spullen uit de kelder op tafels gelegd en zijn later die avond naar vrienden vertrokken om daar te slapen. “Ik wilde dat ik wat kon doen”, zegt Emma achteraf. Maar ze zat te ver weg in Delft. “Ik voelde me nutteloos. En we wisten niet hoe hoog het water zou komen.”

“Het was een extreme gebeurtenis”, kijkt prof.dr. Pier Siebesma terug. Hij is als hoogleraar atmosferische wetenschappen verbonden aan de faculteit Civiele techniek en Geowetenschappen en werkt daarnaast als onderzoeker bij het KNMI. “Een lagedrukgebied bleef dagenlang hangen boven het grensgebied tussen België en Duitsland. Zo’n lagedrukgebied zuigt lucht uit de omgeving aan. Die lucht was extra vochtig omdat het warm was en omdat het veel geregend had in de weken daarvoor. Die lucht komt in het lagedrukgebied bij elkaar en wordt als een spons uitgeknepen. Normaal gesproken beweegt zo’n gebied mee met de stroming in hogere luchtlagen – de straalstroom. Nu bleef het op z’n plaats en viel er op dinsdag en woensdag plaatselijk tot wel 150 mm regen. Normaal valt er in Nederland 800 mm in een heel jaar. De weersverwachtingen hadden dat overigens wel correct voorspeld.”

“Ik ben er vrijdag gelijk naartoe gegaan”, vertelt Emma. De trein reed niet verder dan Sittard, maar haar moeder kon haar afhalen met de auto. Eenmaal thuis zag ze het water in de Maas hoger dan ze ooit had gezien. Op de ondergelopen camping aan de overkant van de weg zag ze caravandaken uit het water steken.  De woonkamer stond nog vol met spullen uit de kelder. In de kelder was het water niet hoger gekomen dan je enkels.

Vlotte afvoer

“De dijken langs de Maas hebben het goed gehouden”, stelt prof.dr.ir. Bas Jonkman vast. Het probleem zat volgens de hoogleraar waterbouw (faculteit CiTG) dit keer vooral bij de zijrivieren. Zo trad het riviertje de Geul buiten z’n oevers, wat veel overlast veroorzaakte in Valkenburg. Ook de autosnelwegen A2 en A79 raakten tijdelijk onbegaanbaar. “Er is een probleem bij de entree van zijrivieren als de hoofdrivier ook hoogwater heeft. De zijrivier kan z’n water dan niet kwijt en het water stuwt op. Dat kwam door de regenval in het hele stroomgebied. Dat effect moeten we nader belijken.”

Een tweede aandachtspunt is voor Jonkman de rol van waterbuffers. Waterberging De Dem bij Hoensbroek liep over, en het leger moest eraan te pas komen om met zandzakken de wanden van de berging te versterken. Bewoners van een lager gelegen woonwijk hielden hun hart vast. “Misschien was de buffer niet stevig genoeg, of was er onvoldoende rekening gehouden met het risico van overstroming”, zegt Jonkman.

Na de overstromingen van de Maas in 1993 en 1995 zijn veel maatregelen genomen om de afvoer van het rivierwater te verbeteren. Onder het programma ‘ruimte voor de rivieren’ heeft Rijkswaterstaat overstromingsgebieden ingericht en nevengeulen gegraven. Heeft dat geholpen? “Elk project scheelt een paar centimeter waterhoogte”, zegt Jonkman. “Maar als geheel heeft het goed gewerkt want de hoeveelheid water die door de Maas stroomde was meer dan toen, maar de waterstand was lager.”

Zaterdag was het water al flink gezakt, ook rond de caravans. Vegen bruine laag modder bedekten het gras. De zon was doorgebroken en de terrassen in de binnenstad waren weer open. Op haar weg daar naartoe zag Emma het water onder de brug kolken: woest, bruin en smerig. Maar wel een stuk lager dan eerst. “Heel gek dat het water zo snel weer weggaat”, zegt ze.

Net als bij eerdere overstromingen in New Orleans, Thailand en Houston heeft Jonkman ook nu weer fact finding missie opgezet, dit keer in samenwerking met Deltares en het KNMI. Verzamelde gegevens over regenval, rivieren, crisisrespons, schade en volksgezondheid vormen de basis voor een rapport en een al dan niet fysieke bijeenkomst eind september. Voorlopig denkt Jonkman dat er meer aandacht zal moeten komen voor een betere afvoer van kleine rivieren, bijvoorbeeld door de aanleg van nevengeulen, en voor een veiligere constructie van afvoerbekkens.


Stationair onheil

Veel mensen zien deze overstroming als gevolg van klimaatverandering. Hoe kijkt Siebesma daar tegenaan? “Voor een gedeelte is dat zo. In Europa is het door klimaatverandering gemiddeld twee graden warmer geworden, en voor elke graad warmer bevat lucht 7% meer water. Dus klimaatverandering brengt meer vocht in de atmosfeer. Maar of het stilstaan van een lagedrukgebied ook een gevolg is van klimaatverandering, daar zijn we nog niet uit. Een collega van me, Geert Jan Oldenburg op het KNMI, gaat daar onderzoek naar doen.”

Er is wel wat voor te zeggen. De straalstroom, die hoge- en lagedrukgebieden meesleept, wordt aangedreven door het temperatuurverschil tussen pool en evenaar. Doordat de temperatuur vooral in het noordpoolgebied stijgt, verzwakt de aandrijving van de straalstroom die meanderend van west naar oost beweegt. Toevallig verscheen begin juni een studie naar ‘quasi-stationaire lagedruksystemen’ waarin de onderzoekers schrijven: ‘Onze simulaties laten zien dat in Europa systemen met extreme regenval zich langzamer verplaatsen als gevolg van klimaatverandering, waardoor de lokale blootstelling aan extreme neerslag verder toeneemt.” Intense regenval kan aan het eind van de eeuw veertien keer sterker zijn, hebben ze berekend.

 “Dat klinkt wel aannemelijk”, zegt Piersma. ”Maar of de snelheid van straalstroom echt minder is geworden, of de slingeringen groter, dat weten we niet”, Hij zou graag samen met het KNMI een analyse doen van weergegevens van de afgelopen veertig jaar om te zien of daar veranderingen in de straalstroom uit naar voren komen.

“We hebben veel geluk gehad” zegt Emma achteraf. “Ik heb vriendinnen bij wie het hele huis was ondergelopen.” Hoe kijken haar ouders erop terug? “Ze gaan zich beter voorbereiden. Ze gaan zandzakken klaarleggen voor het geval dat, en ze gaan kostbare zaken en belangrijke documenten naar zolder brengen. Maar verhuizen, nee, dat echt niet.”

Lees op TU Delta

Posted in Delta, Nakijken.

Tagged with , .