Skip to content


Zoektocht in het riool

In Nederland ligt een kapitaal van 60 miljard euro aan rioolleidingen begraven. Dat moet geleidelijk vervangen worden, maar waar te beginnen? Nieuwe inspectietechnieken moeten uitkomst bieden.

Je trekt door, je rijdt er overheen, regenwater spoelt in een putje. Een goed riool is een onzichtbaar riool. Een kleine 100 duizend kilometer aan buizen onder de Nederlandse straten voert vuilwater van huishoudens en regenwater uit de straatputjes af naar de rioolwaterzuivering.

Die vanzelfsprekende afvoer van viezigheid en teveel aan regenwater is goed beschouwd een tamelijk recente verworvenheid. Tot in de jaren 30 van de vorige eeuw deden de meeste Nederlanders hun behoefte nog op een emmer. Poepemmers en beertonnen werden opgehaald, in de rivier gekieperd of over het land verspreid. In de steden dienden de grachten als open riool, wat voor woonboten in Amsterdam tot 2013 bleef gelden. Nu zijn ook die aangesloten op het riool.

Het riool valt pas op als het niet functioneert. Doordat het verstopt zit en de wc wel doortrekt maar overstroomt. Of er is zoveel grond weggelekt dat er plots een gat in het wegdek valt waar een auto in verdwijnt. Of de straten staan blank na een heftige regenbui en auto’s blijven steken in een ondergelopen tunnel. Dan haalt het riool in de krant en is het voor even het onderwerp van verontwaardigde discussies.

Download als .pdf

Een van de thema’s van het rioolonderzoeksprogramma TISCA (Technologie Innovatie voor Sterkte- en Conditiemeting van Afvalwaterleidingen), waarvoor STW afgelopen voorjaar met 1,5 miljoen euro het door de sector ter beschikking gestelde bedrag heeft verdubbeld, richt zich op rioolvervanging. Want hoe gaat dat? Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het rioolonderhoud. Ze huren rioolservicebedrijven in die met een hogedrukspuit en een rijdende camera de riolen schoonspoelen en inspecteren. Het bedrijf levert een inspectierapport af aan de gemeente volgens Europese standaards. Beschadigingen, scheuren, ingroei en afzettingen krijgen een code en een graad mee (een 5 voor de hoogste aantasting). Aan de hand daarvan beslissen gemeenten waar de problemen het meest urgent zijn. Alleen gebeurt het regelmatig (12 reparaties per 100 kilometer) dat er toch opeens een verstopping of een inzakking optreedt ondanks een geruststellende video-inspectie.

Een deel van het probleem is de menselijke factor. Met een vergelijkend onderzoek tussen verschillende inspecteurs liet dr.ir. Jojanneke Dirksen (Waternet) zien dat er verwarring bestond over scheuren en breuken, en over het verschil tussen afzetting en ingespoeld zand. Bovendien zagen de inspecteurs bepaalde zaken zoals mechanische beschadigingen of uitstulpende sluitringen vaak over het hoofd. Dirksen concludeerde dat het coderingssysteem een stuk eenvoudiger gemaakt moest worden om tot eenduidiger rapportages te komen.

Daarnaast heeft de video-inspectie een aantal inherente tekortkomingen, vertelt promovendus ir. Nikola Stanić. Hij heeft het werk aan zijn proefschrift even onderbroken voor het interview. Het gesprek begint vrolijk in het Nederlands, maar eenmaal op het onderwerp van de riolen beland schakelt hij over op Engels.

Dan volgen in rap tempo de bezwaren: videobeelden zeggen niets over de dikte van de buis en ook niets over het omhullende grondpakket. Bovendien is de plaatsbepaling van beschadigingen summier (foutmarge van een meter) omdat het videokarretje maar een beetje heen en weer waggelt over de ronde bodem van de buis.

Maar er is hoop in de vorm van een laserscanner. Stanić heeft in het lab gewerkt met een prototype laserscanner die was samengesteld uit de gebruikelijke videotractor met een uitstekende stang. Een laserstraal die door een draaiend spiegeltje aan het eind van de stang wordt afgebogen, tast in vliegende vaart de binnenzijde van de rioolbuis af. Uit de positie van de lichtcirkel die ontstaat is veel af te leiden – veel meer dan uit een regulier videobeeld. Een belangrijk meetresultaat is de buisdiameter, die een maat is voor de dikte.

“Betonnen rioolbuizen worden in de loop van de tijd dunner”, weet Stanić. Bacteriën in uitwerpselen produceren zwaveldioxide dat in een waterige omgeving een zuur kan vormen dat het kalk in de buis oplost. Het cement wordt bros en wordt hier en daar weggespoeld als er een waterjet langskomt voor de reiniging. “Je hoort de losgelaten kiezels langkomen als ze het water opzuigen”, vertelt Stanić. Uit de buisdiameter valt af te leiden hoeveel de buiswand aan dikte verloren heeft. “Zodra dat 15 tot 20 millimeter is (van de ongeveer 60 mm wanddikte) spreken we van een substantieel verlies aan dikte en dus aan sterkte”, aldus Stanić.

In een laboratorium van de TU Eindhoven deed hij sterktemetingen aan oude betonnen rioolbuizen uit Den Haag en Breda. Hij mat de diameter met de laserscanner, hij nam rondom boorkernen om de materiaalsterkte te testen en hij drukte de buis samen (van boven en vanaf de zijkanten) tot de eerste scheuren ontstonden. Dat was bij 20 ton. Stanić wilde nog verder om te zien wanneer de buis zo bezwijken. De druk werd opgevoerd tot 30 ton totdat rondom grote krakende scheuren ontstonden en de proefleider riep: “Stop, stop!” uit vrees dat de drukbank zelf zou bezwijken.

Het is de bedoeling dat uit de combinatie van geometrie, materiaaleigenschappen (afgeleid van de boorkernen) en mechanische belasting een wiskundig model is op te stellen van de rioolbuis. Zo’n model moet duidelijk maken welke factoren de meeste invloed hebben op de sterkte en de levensduur van een buis: het interne milieu, de resterende wanddikte of toch de uitwendige krachten? Bovendien is de belasting van een rioolbuis in de zandgrond van Den Haag anders dan in de verzakkende bodem van Amsterdam of Rotterdam.

De laserscanner zal niet alle problemen rond de verouderingen van rioolbuizen oplossen, maar volgens Stanić heeft de laser wel de potentie om de nieuwe standaard in rioolinspectie te worden omdat de laserinspectie veel meer informatie oplevert. Naast de diameter wordt namelijk ook de ruwheid van de buis gemeten (resolutie 1 mm). Bezinksel en afval worden precies gelokaliseerd, en de diepte van scheuren en beschadigingen wordt precies vastgelegd, evenals de plek. Die exacte plaatsbepaling is mogelijk geworden doordat de driedimensionale positie van de videotractor gebruikt wordt om de beelden mee te corrigeren. De volgende stap is volgens Stanić om een robuust prototype videoscanner te ontwikkelen en die in het riool te beproeven. Maar dat zal na zijn promotie zijn.

Uitnodiging tot innovatie

“Soms moet je iets kwijtraken om de waarde ervan in te zien”, constateert onderzoeksleider dr.ir. Jeroen Langeveld (CiTG en onderzoeks- en adviesbureau Urban Water). Pas toen de leerstoel riolering en stedelijk water dreigde te verdwijnen bij de sectie gezondheidstechniek (afdeling watermanagement van de faculteit CiTG), kwam de sector in actie. De koepelorganisatie Stichting RIONED voor stedelijk waterbeheer bracht geld bijeen om met een onderzoeksprogramma de leerstoel te steunen(prof.dr.ir. François Clemens). Dit resulteerde in 2010 tot het kennisprogramma Urban Drainage waarvan Jeroen Langeveld (universitair hoofddocent bij Clemens) de onderzoeksleider is. Toen de eerste promovendi hun proefschrift inleverden, nam Langeveld het initiatief voor een aanvullend programma met de naam TISCA (Technologie Innovatie voor Sterkte- en Conditiemeting van Afvalwaterleidingen) dat afgelopen voorjaar door STW gehonoreerd werd met 3 miljoen euro voor de komende vier jaar.

“Video-inspectie is de huidige standaard op de markt en de prijsdruk maakt het moeilijk om met iets nieuws te komen, hoewel dat wel hard nodig is”, vertelt Langeveld. “Het onderzoeksprogramma wil die impasse doorbreken door nieuwe technieken te ontwikkelen die het mogelijk maken om rioolinspecties naar een hoger plan te brengen.”

Laser, akoestiek, optisch, radar – er zijn legio technieken denkbaar die het falen van een rioolbuis beter voorspellen dan de huidige video-inspecties.

“Het is nu aan de universiteiten om met technieken te komen die ze verder willen onderzoeken”, zegt Rioned directeur Hugo Gastkemper over de telefoon. “Uiteindelijk is het de bedoeling van dit STW programma om een breder scala van inspectiemiddelen te ontwikkelen.”

Als dat lukt, heeft die technologie ook een exportwaarde, denkt Langeveld: “De hele EU heeft met dezelfde uitdaging te maken: een zo efficiënt mogelijk beheer van een verouderende infrastructuur. Iedereen gebruikt nu de video-inspectie, maar die schiet duidelijk tekort.”

Onderzoeksthema’s – een veelzijdig riool

Rioolvervanging verbeteren van de informatie over de conditie van het riool, en een beter gebruik van de informatie in de besluitvorming
operationeel beheer meer inzicht verkrijgen in falen van straatputten (‘kolken’) en het verband bepalen tussenonderhoud en storingen
dynamisch functioneren een beter functionerend afvalwaternet realiseren met behulp van langjarige datasets en integrale wiskundige modellen
nieuwe sanitatie verbeteren van de kennis van stroomgedrag van vuilwater en keukenslurries

 

Rioolresearch voor dummies

TISCA staat voor Technologie Innovatie voor Sterkte- en Conditiemeting van Afvalwaterleidingen
Lengte Nederlandse rioolnetwerk 95.000 kilometer exclusief persleidingen
Geïnvesteerd vermogen 60 miljard euro
Onderhoudskosten per jaar 1,5 miljard euro
Grootte onderzoeksprogramma TISCA 3 miljoen
Aantal reparaties (2012) 12 per 100 km
Aantal kilometer vervangen (2012) 650 kilometer (0,7 %) per jaar
Gerenoveerd (nieuwe binnenmantel) 75 kilometer per jaar
Aantal promovendi 10 in afgelopen 20 jaar, momenteel 10 promovendi actief en 9 extra in TISCA
Betrokken instellingen Stichting RIONED, STOWA, TU Delft, STW, Kennisprogramma Urban Drainage
Risicofactoren riool veroudering, verzakking, instorting en daardoor wateroverlast, problemen volksgezondheid, schade

 

 

Posted in Artikelen, Delta.

Tagged with .