Skip to content


Tussen kunst en kitsch

De door de TU en Canon-Océ ontwikkelde techniek om reliëfreproducties van schilderijen te maken kwam eind september uitgebreid in het nieuws. Kunstkenners fronsten de wenkbrauwen.

“Je mag even gerust voelen hoor”, zei rector Karel Luyben. Op zijn kamer stond eind september plots een levensgrote reproductie van Rembrandts schilderij De Staalmeesters. Kunsthistoricus en materiaalkundige prof.dr. Joris Dik (3mE) had het college van bestuur de kopie aangeboden als demonstratie van een recent ontwikkelde techniek waarbij niet alleen kleuren geprint worden, maar ook de laagdikte. En het moet gezegd: de kopie ziet er in eerste instantie schokkend echt uit. Je wilt gewoon aan die nopjes verf voelen, maar dat mag normaal nooit. Nu dus wel.

Twee dagen later zat Joris Dik met een andere kopie bij Pauw & Witteman. Ook daar zat men gefascineerd te kijken naar een wel haast levensechte Rembrandt.

Een beetje té gefascineerd, vonden kunstkenners op het Rijksmuseum. “Ik vond het jammer dat de 3D-techniek de aandacht voor de XRF-techniek vertroebelde”, zegt senior-restaurator Michel van de Laar (Rijksmuseum) later. Hij duidt op de door Joris Dik en prof. Koen Jansens (Universiteit van Antwerpen) ontwikkelde  röntgenfluorescentietechniek die het mogelijk maakt om haarscherpe afbeeldingen te maken van (pigmenten van) onderliggende verflagen. “Die techniek is voor ons van mega-belang ”, zegt Van de Laar. “Van de 3D-techniek weet ik niet wat die gaat toevoegen.”

 

Een oplossing op zoek naar een probleem, zo kon je de reliëfprinttechniek die Canon-Océ had ontwikkeld aanvankelijk wel noemen. Men had ontdekt dat je kunststof met een printkop heel precies kon doseren om die later onder UV-licht uit te laten harden. Prof.dr.ir. Jo Geraedts (IO en Océ) nam contact op met Joris Dik omdat reproductie van schilderijen hem een kansrijke toepassing leek en Dik goede connecties heeft met de museale kunstwereld. Wat nog ontbrak, was een scanner die de diepte-informatie kon leveren.

Afstudeerder Tim Zaman (3mE) nam die uitdaging aan. Hij kreeg begeleiding van robotvisie-expert prof.dr.ir. Pieter Jonker (EWI) en specialist in kunstmatige intelligentie dr.ir. Boris Lenseigne (3mE).

“Diepte in een vlak vertaalt zich als een verplaatsing die voor beide ogen anders is”, zegt Zaman over het principe van zijn topografische scanner. Een punt dat recht voor je neus naar voren komt zal naar links bewegen voor je linker oog, en naar rechts voor je rechteroog. Maar omdat in een effen vlak punten moeilijk te identificeren zijn, projecteerde Zaman er verschillende traliepatronen overheen. De schaduwen daarvan werden opgepikt door twee camera’s die onder een hoek van 45 graden het schilderij vastlegden. Uit de combinatie van die beelden werd de  diepte-informatie herleid.

Het scannen van 40 miljoen punten in een oppervlakte van 10 bij 17 centimeter duurt twee minuten, de reconstructie in x,y en z-coördinaten ongeveer een kwartier. Voor het schilderij Het Joodse Bruidje waren 240 opnamen nodig en twee weken om die aan elkaar te zetten en om de coördinaten te berekenen. De vlakke resolutie bedraagt 50 micrometer, die in de diepte 9 micrometer.

De veelzijdige Zaman ontwikkelde het scanprotocol, hij schreef zelf alle programmatuur én hij bouwde het prototype waarmee hij voor de officiële opening van het Rijksmuseum in de Eregalerij werkte, terwijl koningin Maxima voor zijn lens langsliep. Zijn afstudeerwerk werd met een 10 beloond.

 

“Het gebruik van impasto was een typerende techniek voor Rembrandt”, vertelt Michel van de Laar over het schilderen met dikke verflagen. De senior-restaurator schilderijen werkt in een prachtig atelier op het noorden in een van de gebouwen achter het Rijksmuseum. Direct uit de lift stap je een grijs-witte zaal binnen waar links en rechts oude meesterwerken op schildersezels staan. Eén ervan is gedeeltelijk van de vergeelde vernis ontdaan. Daar onderuit komen de oorspronkelijk tinten tevoorschijn, zo fris als een babyblosje.

Van de Laar vertelt: “Rembrandt gebruikt soms mopjes verf om een structuur weer te geven. Dat was een onderdeel van zijn trukendoos om iets te maken dat lijkt te leven. Sinds de fotografie zien wij een beeld als iets dat geweest is. Rembrandt wilde een beeld maken dat leeft. Impasto  hoorde daarbij, vooral in contrast met gladde gedeelten elders in het schilderij” De meest afgewerkte, dikst opgezette partijen springen het meest naar voren. De gladde, dun opgezette gedeelten vormen de achtergrond. Volgens Van de Laar hebben Rembrandts schilderijen Vincent van Gogh geïnspireerd. Hij vertelt dat Van Gogh in 1885 het nieuwe Rijksmuseum bezocht, en zei dat hij tien jaar van zijn leven wilde opgeven als hij veertien dagen voor het Joodse Bruidje zou mogen zitten met alleen een korst brood als voedsel. “Van Gogh voelde zich door Rembrandt bevestigd”, aldus Van de Laar. “Zo van: het mag wat jij doet.” Dik verven dus.

Het is dus niet zo verwonderlijk dat reproducties ook de verfdikte willen reproduceren. Van de Laar vertelt dat al aan het eind van de 19e eeuw reproducties met reliëf werden vervaardigd en verkocht. Het betrof een in 1878 gepatenteerde vinding van de Brabantse uitgever Henri Bogaerts onder de naam Peinture Bogaerts. De techniek reproduceerde niet alleen het schilderij in tekening en kleur, maar imiteerde ook het oppervlak. Dat gebeurde door een dikke grondlaag met een metalen cliché een reliëf te geven. De exclusieve reproducties werden aangeprezen als ‘sieraad zoowel in pastorieën en kloosters als in de huiskamers van katholieken.’

Van de Laar, wiens grootvader Arnold van de Laar de kost verdiende met het in opdracht schilderen van kopieën, ziet de 3D-techniek vooral als volgende stap in de reproducties. En daar is niks mis mee. Zelf heeft hij in het Rijksmuseum een reproductie gekocht van Govert Flincks Isaäc zegent Jacob waar hij dagelijks van geniet.

Conservator 17e eeuwse schilderkunst Pieter Roelofs ziet dat ook zo. Hij heeft de 3D-kopie van Het Joodse Bruidje toevallig op zijn bureau staan. Eerst had je de kleurenreproducties, toen de canvasprints en nu dus de reliëfprints. “Dat gaat gebeuren. Over tien, vijftien jaar is 3D-reproductie de standaard. En daar is niks mis mee. Iedere reproductie is een ambassadeur van het Rijksmuseum.”

 

Maar Joris Dik wil meer; hij zou graag zien dat de 3D-techniek een serieuze rol kreeg in het kunsthistorisch onderzoek. Bijvoorbeeld in combinatie met de XRF-techniek die onderliggende verflagen onthult. Dik ziet het al voor zich: dat je opeenvolgende stadia van het schilderij in 3D kunt uitprinten zodat je een kunstwerk ziet ontstaan.

Van de Laar kijkt zuinig. Want hoewel de onderliggende beelden duidelijk zijn, is dat met de volgorde veel minder het geval. Bijvoorbeeld bij De Staalmeesters. Een figuur in de achtergrond wisselt drie keer van plek, de handen op tafel zijn steeds veranderd en de halfstaande figuur links heeft een andere, actievere houding gekregen. “Er gebeurt van alles. Alles speelt in het schilderproces door elkaar heen.” Maar omdat je de volgorde van de verschillende veranderingen niet kunt achterhalen, blijft het gissen naar opeenvolgende ‘stadia’. Het lijkt Van de Laar daarom “niet erg zinvol” om reproducties te maken van onzekere reconstructies van eerdere stadia in het schilderproces van een bepaald schilderij.

De vervaardiging van ‘dummies’ kan wel nuttig zijn, denkt Van de Laar. Bijvoorbeeld voor reconstructies. “Die kunnen laten zien hoe het uiteindelijke schilderij er oorspronkelijk heeft uitgezien. Als restaurator wil je terug naar de bedoeling van de kunstenaar maar als het materiaal uit zich zelf is verkleurd, dus zonder invloeden van buitenaf, dan ligt daar een grens. Daar kun je niks aan doen.” Zo is vastgesteld dat Rembrandt gebruikmaakte van het pigment ‘smalt’ – kobalthoudend glas in poedervorm met een diepblauwe kleur. In de loop van de tijd en door de  inwerking van vernis is er van die blauwe kleur in het tafelkleed van De Staalmeesters niet veel meer over dan een onbestemd beige. Digitaal kan de kleur bijgewerkt worden naar hoe Rembrandt het waarschijnlijk bedoeld heeft. Een 3D-print daarvan zou wat Van de Laar betreft tijdelijk in de buurt van het origineel kunnen hangen om het te vergelijken.

Conservator Roelofs ziet ook wel wat in dummies, bijvoorbeeld voor educatieve doeleinden. Rondleiders hebben nu vaak verschillende zaken bij zich om hun verhaal te ondersteunen. Daar sluit (een deel van) een reliëfreproductie goed bij aan.

De scantechniek zou goed van pas kunnen komen bij de uitleen van schilderijen, denkt Roelofs. Want schilderijen maken heel wat airmiles in het kader van de collectiemobiliteit. Nu inspecteert een conservator het schilderij voor vertrek en na terugkeer. Dat gaat decimeter voor decimeter en resulteert in een rapport. Je kunt je voorstellen dat die inspectie automatisch gebeurt, en dat vergelijking van de beide datasets heel precies en objectief veranderingen (lees: transportbeschadigingen) weergeeft. Zo zou een 3D-scan wel eens een toekomstige standaard kunnen worden van het conditierapport.

De suggestie dat je van het hele transport af zou kunnen zien als je het databestand overstuurt en dat ter plekke reproduceert, vindt Roelofs “onvoorstelbaar” en eigenlijk ook ongepast. ”De beleving van authenticiteit is nooit te reproduceren.”

Het is ook Joris Dik opgevallen dat er ondanks de geavanceerde techniek belangrijke verschillen zichtbaar blijven tussen origineel en kopie. Een daarvan is de transparantie van de lagen. Rembrandt heeft een zeer levendig rood in de jurk van het Joodse Bruidje tot stand weten te brengen door gebruik te maken van halftransparante lagen waardoor de kleur een diepte krijgt die je in de reproductie niet terugvindt. Althans, nog niet.

Het Van Goghmuseum, dat een paar honderd meter verderop ligt, heeft al wel 3D-reproducties in de verkoop. De zogenaamde Relievo prints worden volgens een door Fujifilm ontwikkeld procedé gemaakt en lijken vooral bedoeld voor de Aziatische markt. Vijf verschillende werken zijn tot en met de stickers op de achterkant exact gereproduceerd en worden door conservators van het museum gecertificeerd. Over de verkoopprijs* kon men geen duidelijkheid verschaffen. Wel raadt men af om een Relievografie boven de open haard te hangen.

*Kunsttaxateur Daphne Nieuwenhuijse (carte-de-visite.nl) laat per email weten dat de prijs van een Relievoprint rond de 20.000 euro ex BTW ligt.

 

 

 

Posted in Artikelen, Delft Integraal.