Skip to content


Verenigd in vrees

6.1 T Plant, the ship-sized chemical processing plantTijdens de Koude Oorlog hitsten Amerika en de Sovjet-Unie elkaar op in de productie van plutonium voor atoomwapens. Een letterlijk ziekmakende industrie waarvoor beide landen zonder scrupules gebruik maakten van argeloze arbeiders.

Tekstversie:

Tientallen Tsjernobyls

 

De radioactieve wolk vanuit de reactor van Tsjernobyl (1986) tot aan Lapland kennen we nog wel. Maar dat de VS en Rusland tijdens de Koude Oorlog tientallen keer meer radioactieve vervuiling hebben geproduceerd, bleef een lang verzwegen milieuramp.

 

Jos Wassink

 

De Ground Zero van de Russische atoomwapenindustrie. Zo noemen fotograaf Robert Knoth en journaliste Antoinette de stad Semipalatinsk in Oost-Kazachstan die ze in 1999 bezochten. Vijftig jaar eerder ontplofte hier bovenop een betonnen moloch de eerste Russische atoombom. De volgende veertig jaar zouden er meer dan 468 volgen. Dat is bijna iedere maand een. De leider van het Russische atoomprogramma, Stalins rechterhand Lavrenti Beria, had gemakshalve verklaard dat het gebied onbewoond was. Maar, schrijft De Jong, in werkelijkheid werden hier 1,7 miljoen mensen blootgesteld aan hoge doses straling.

Soldaten kwamen langsrijden om mensen te waarschuwen uit hun huizen te komen. Dan volgde een lichtflits, een schokgolf en in de verte verrees een enorme paddenstoelwolk. De bewoners kregen een slokje wodka tegen de straling en de schrik, en iedereen ging weer z’n gang.

Knoth, die ik in Amsterdam spreek, kan het nog steeds niet begrijpen: “Hoe kan een land zijn bevolking zo gewetenloos opofferen aan de wapenwedloop?” De geheimzinnigheid, de schaal en het grote aantal slachtoffers inspireerden hen tot het boek Certificate no. 000358. Daarvoor bezochten ze ook de andere Russische nucleaire rampgebieden: Tomsk en Maiak waar het plutonium voor de bommen werd geproduceerd en natuurlijk Tsjernobyl, waar ze de 15-jarige Anna ontmoetten – een erkend slachtoffer van de ramp bij wie op vierjarige leeftijd een hersentumor werd verwijderd. Het meisje, dat nooit meer de oude werd, staat op de omslag van het boek Certificate. De titel is ontleend aan het document dat haar toegang tot rudimentaire zorg verschaft.

 

Ook de Amerikaanse historica Kate Brown kwam rond die tijd bij Tsjernobyl terecht. Ze werkte aan een boek over de geschiedenis van het grensgebied tussen Polen en Rusland tot aan de Oekraïne: A Biography of No Place (2005). Het is een gebied waar Joden, Duitsers, Polen en Russen vreedzaam hun akkertjes bewerkten totdat Hitler en daarna Stalin er overheen walsten om orde op zaken te stellen. De kernramp in Tsjernobyl zag Brown, die vloeiend Russisch spreekt, als de zoveelste klap voor de veelgeplaagde regio. Maar toen ze er een artikel over had geschreven voor Chronicle of Higher Education stelde haar uitgever voor om er een boek over te maken.

Brown voelde daar niet veel voor. Ze kende de uitgave Certificate en was bang dat een historie van Tsjernobyl alleen maar zou bijdragen aan de stereotypering van de Russische atoomindustrie. Maar was Amerika zoveel beter? Vanaf 1987 had het Department of Energy (DoE) 60.000 documenten vrijgegeven met informatie over de Amerikaanse plutoniumfabriek in Hanford in de staat Washington. Wat ze daarin las, was behoorlijk verontrustend. Ze begon te vermoeden dat de overeenkomsten tussen de Amerikaanse en Russische plutoniumindustrie veel groter waren dan de verschillen. Technisch was dat niet zo vreemd omdat de Russen de nucleaire technologie vanaf het eerste begin via spionage hebben verworven. Maar dat ondanks de tegenovergestelde staatsideologieën de sociale omgeving vrijwel identiek was, bevreemdde haar. “Al die tienduizenden mensen zijn er decennia lang getuige van geweest hoe enorme hoeveelheden radioactief afval geloosd zijn”, zegt ze als ik haar op Schiphol spreek. “En toch doet veertig jaar lang niemand z’n mond open. In geen van beide landen. Zo kwam ik op de titel Plutopia, want er moest iets zijn in de manier van leven waardoor mensen decennia lang hebben weggekeken.”

Plutopia, dat dit voorjaar uitkwam, is zo een dubbelgeschiedenis geworden van de plutoniumfabrieken in de VS en Rusland, verenigd in vrees, die als gekken tegen elkaar op produceerden tijdens de Koude Oorlog en waar medewerkers in hun afzondering een heel bijzonder perspectief op de wereld ontwikkelden. Kate Brown, die als historica verbonden is aan de universiteit van Maryland in Baltimore (UMBC) beschrijft op onderkoelde toon de verbijsterende geschiedenis die opduikt uit gesprekken met getuigen en documenten.

 

In 1942 zijn Hanford en Richland halfverlaten nederzettingen op de droge vlakte tussen de watervallen van de Columbiarivier en de Rocky mountains. Het was deze plek die de Amerikaanse overheid had uitgezocht voor de productie van plutonium voor Amerika’s kernbom als einddoel van het Manhattan project. Brown schrijft: “Iedereen die notie had genomen van het patroon in onteigeningen in het Amerikaanse Westen had de bui kunnen zien aankomen toen kolonel Matthias er eind 1942 in zijn overheidswagen arriveerde. Maar kennelijk had niemand opgelet. De tweeduizend inwoners van Hanford, White Bluffs en Richland voelden zich overrompeld toen ze in februari 1943 een brief kregen waarin stond dat de overheid beslag legde op hun land, boerderijen, boomgaarden, huizen en zakenpanden.”

In slechts achttien maanden tijd verrees T-plant, een fabriek zo groot als een schip. In de fabriek kwamen alleen nette, lees blanke mensen te werken die in een naburig dorp, het nieuwe Richland, gehuisvest werden. De buurt vol vrijstaande huizen met veranda’s langs een regelmatig rooster van straten zou de blauwdruk worden voor de Amerikaanse suburbs. Gevangenen werden ingezet voor gevaarlijke klussen met grote stralingsdoses.

 

Plutonium (scheikundig symbool Pu) is een stof die niet in de natuur voorkomt, maar die in een kernreactor uit uranium ontstaat door bestraling met neutronen. Plutonium heeft geen andere toepassing dan kernwapens en is vooral gevaarlijk binnen het lichaam (door voedsel of inademen) omdat het in z’n directe omgeving ernstige stralingsschade aanricht die tot tumoren kan leiden. Plutonium wordt uit bestraalde splijtstof (voornamelijk bestaand uit uranium) gewonnen door die op te lossen in geconcentreerd salpeterzuur en vervolgens langs chemische weg de ongeveer 7 procent plutonium van de andere isotopen te scheiden. Een plutoniumfabriek bestaat dus uit kernreactors en chemische fabrieken. Daarnaast zijn schoorstenen, afvoerpijpen, opslagvijvers en –tanks nodig om de afvalproducten weg te werken.

In Richland werkten de mannen in de reactor, en de vrouwen in de scheidingsfabriek. “Het werk in de verwerkingsfabriek, waar laboranten uraniumoplossingen destilleerden om er druppels plutonium uit te winnen, werd als eenvoudiger en minder gevaarlijk beschouwd dan werk in de reactor. Die aanname bleek onjuist”, aldus Brown, die later de zieke slachtoffers spreekt. De tragiek wil dat vooral vrouwen in de vruchtbare leeftijd tussen 20 en 40 jaar voor dit werk geworven werden.

 

De eerste hoeveelheid plutonium wordt in februari 1945 naar Los Alamos gestuurd, en daarna gaat het vlot. Na het eind van de Tweede Wereldoorlog wordt in het kader van de Koude Oorlog de productie flink opgeschaald. In 1948 staan er vier reactoren en twee opwerkingsfabrieken en de uitstoot van radioactieve isotopen in de lucht en naar de rivier neemt gestaag toe. Zeker als men na de eerste Russische atoombom in 1949 besluit om de gebruikelijke afkoelperiode van bestraalde splijtstof van twee tot drie maanden te schrappen. Zo’n green run veroorzaakt veel meer radioactieve vervuiling aan kortlevende isotopen, en werd daarom als extreem ongewenst beschouwd. Militairen drongen er echter op aan omdat ze aannamen (terecht, naar later bleek) dat de Russen zo te werk gingen. Meting aan de uitstoot van dit eenmalige ‘experiment’ zou een vergelijking mogelijk te maken met de Russische emissies en daarmee informatie leveren over de grootte van de productie. Tot op de huidige dag wordt de plutoniumproductie nauwkeurig afgestemd op de tegenpartij.

Onder president Eisenhower (1953-1961) namen de emissies flink toe, terwijl de veiligheidsnorm juist verlaagd werd. Zo werd in 1951 via de schoorsteen 181 curie aan jodium de lucht ingeblazen, terwijl de norm 1 curie per dag bedroeg. Een curie is de radioactiviteit van 1 gram radium-226. Tussen 1951 en 1953 werd gemiddeld 7000 curie per dag vanuit opslagtanks in de rivier gepompt. En 1959 was dat zelfs drie keer meer (20 duizend curie/dag). In de hoogtijdagen tussen 1956 en 1965 draaiden er negen reactors en vijf opwerkingsfabrieken. Het afval werd opgeslagen in 177 ondergrondse silo’s omdat niemand wist wat je er anders mee moest.

In totaal werd er naar schatting 200 miljoen curie geloosd, en 350 miljoen curie radioactiviteit opgeslagen in roestende ondergrondse tanks. Daarmee vergeleken is de uitstoot van 50-90 miljoen curie van Tjernobyl een bedrijfsongevalletje. In totaal werd in Hanford een kleine zestig ton plutonium geproduceerd voor 60.000 kernkoppen.

Het contrast tussen de vernietigingskracht van de kernkoppen en onvoorstelbare vervuiling in Hanford en het middleclass utopia voor de werknemers in Richland kon niet groter zijn. Het bedrijf General Electric, dat het overheidscontract had overgenomen van Dupont, runde er in wezen een communistische enclave met totale controle over zijn werknemers. Goedbetaald als ze waren, hadden die daar geen problemen mee. Veilig en van alle luxe voorzien beschouwden ze zich binnen de omheining als de uitverkorenen. Daarbuiten leefden de ‘wood-heads’ en heerste misdaad en armoede.

Zo kon het gebeuren dat na de val van de Muur (1989) mensen in Richland de straat opgingen om te demonstreren vóór de bom. Dat mocht niet baten. Maar toen het DoE de tent sloot (plutoniumproductie vindt nu in Georgia plaats), was er plots een nieuwe industrie: de schoonmaak. Goed voor 100 miljard dollar en 50 jaar werk.

Kate Brown heeft er geen vertrouwen in: “Ze hebben nu 35 miljard uitgegeven, maar er is weinig vooruitgang geboekt. Er zijn dubbele wanden rond lekkende tanks gemaakt, maar niemand weet hoe ze de hoogradioactieve pindakaas in de tanks moeten verwerken.”

 

Vijf tot tien keer meer radioactiviteit dan een geplofte kernreactor, en niemand weet een oplossing. Nee, dan Rusland. Daar is het altijd een graadje erger. Brown kreeg haar informatie uit publicaties die het DoE vanaf 1990 openbaar maakte. Rusland lag op z’n gat en Amerika maakte zich zorgen over de nucleaire faciliteiten. “Het Department of Energy heeft er veel geld ingestoken, en dat opende de deuren.” Ook twee historici uit Ozersk (het Richland van Rusland) en Moskou hebben onderzoek gedaan aan de hand van interviews en archieven over de plutoniumfabriek in Maiak nabij Tsjelabinsk (waar onlangs een meteoriet overheen vloog). Onder Poetin’s vernieuwde patriottisme gingen poorten weer dicht en Ozersk werd wederom een gesloten stad. Brown interviewde oud-werknemers en hun familie uit Ozersk daarom via een dame die er met stralingsslachtoffers werkt. Brown werd ondergebracht in een datsja in een naburig dorp. “Ik kon daar niet interviewen, want de huurbaas was bang voor de FSB (opvolger van de KGB, red). Nadezhda belde me dan op en zei: ‘ik stuur nu iemand naar je toe’. Als ze dan aan mijn accent hoorden dat ik Amerikaanse was, wilden ze gelijk rechtsomkeert maken. Vijftig jaar lang hadden ze gehoord dat wij hun aartsvijand waren. Mensen die wel wilden praten hadden vaak een rekening te vereffenen. Het waren vaak ouderen die ziek geworden waren, of mensen met kinderen that got messed up.

 

De Goelag, juli 1946 – Ploegen van duizenden uitgemergelde arbeiders beginnen aan een hopeloze klus: met schep en kruiwagen een dertig meter diep fundament graven voor de eerste Russische kernreactor in de zompige bodem van de Oeral.

Als twee jaar later de reactor A (koosnaam Anouchka) voor het eerst kritisch wordt, is dat maar voor even. Het koelwater is namelijk veel te radioactief. Kennelijk zijn er splijtstofelementen oververhit geraakt en geknapt. Operator Kurchatov weet niet hoe snel hij de regelstaven moet laten zakken om daarna kameraad Beria het slechte nieuws te brengen.

Men besloot dat alle splijtstofstaven met de hand uit de  reactorwand van grafiet getrokken moesten worden. Brown schrijft: ‘Het is moeilijk voor te stellen wat een moed het vergt om de reactorhal in te lopen en met de hand de staven de verwijderen. Iedereen deed mee – gevangenen, gedeporteerden, soldaten, operateurs, opzichters en wetenschappers. Zelfs Kurchatov pakte een gasmasker en ging naar binnen. Terug uit de reactor sloegen de mannen een glas wodka achterover terwijl ze de misselijke duizeligheid probeerden te onderdrukken.’

Van de 29 geregistreerde incidenten mag er hier één niet ontbreken: de explosie van een ondergrondse opslagtank voor hoogradioactief afval in Kysthym op 29 september 1957. Oververhit door de warmteproductie knalt een 160 ton zware betonnen deksel van vier meter onder de aarde opeens naar 20 meter erboven. Toeschouwers bij een voetbalpartijtje zien hoe een grijze wolk zich aan de horizon verspreidt. Dan begint het langzaam te regenen.

Inderhaast opgeroepen militairen arriveren een dag later om de boel op te ruimen. Een ooggetuige vertelt Brown: “De mannen waren bleek, gaven over en spuugden bloed. Ze trilden en hun haar viel uit. Ik heb de moeder van één van soldaten gebeld. Ze was nog net op tijd, zodat hij niet alleen stierf.”

Toen in 1990 de eerste radiologische inspectieteams het stroomgebied van de rivier Techa benedenstrooms van Maiak bezochten, konden ze hun geigertellers nauwelijks geloven. Hooi voor de koeien gaf een hogere uitslag dan in de omgeving van Tsjernobyl. De plutoniumfabriek had vanaf het begin radioactief afval in het riviertje geloosd, waarvandaan het zich door de hele moerasachtige omgeving had verspreid. Halverwege de jaren ’50 was er een evacuatie van benedenstroomse dorpen geweest, overigens zonder de bewoners te vertellen waarom. Maar het dorp Muslumovo was grotendeels ongemoeid gelaten.

Toen fotograaf Robert Knoth en journalist Antoinette de Jong het troosteloze dorp tien jaar later bezochten merkten ze dat er in ieder huis wel iemand ziek was “en niet zo’n beetje.” Ook fotografeerde Knoth de macabere verzameling van honderden miskramen uit de regio in het radiologische onderzoekscentrum FIB-4 in Tsjelabinsk.

 

Het is verleidelijk om de historie van de plutonium als een boze droom uit de geschiedenis af te doen. Volgens zowel Knoth als Brown is dat onterecht.

Want de plutoniumproductie gaat nog steeds door, zei het op andere plaatsen. Brown schrijft dat er nu meer geld naar nucleaire bewapening gaat dan op het hoogtepunt van de Koude Oorlog. De VS heeft er 700 miljard dollar voor uitgetrokken voor de komende tien jaar, en Rusland blijft met 650 miljard niet ver achter.

Het griezeligst van alles is dat de politiek niet bij machte is om de plutoniumproductie te stoppen. Tijdens z’n laatste bezoek aan Berlijn zei Obama kernwapens te willen ontmantelen, maar volgens Brown heeft hij dat snel weer ingeslikt omdat het politieke zelfmoord zou zijn. De enorme zakelijke belangen en de verwevenheid met de politiek maakt het onmogelijk de plutoniumproductie te stoppen. Brown citeert een voormalige Pentagon official: “De Koude Oorlog is voorbij, het militair-industriële complex heeft gewonnen.”

Met een morbide soort cynisme is Rusland de streek rond Maiak en andere nucleaire armageddons gaan beschouwen als geschikte opslagplaats voor kernafval van anderen. Ze leveren al nucleaire kennis, technologie en diensten aan China, India en Iran. De Jong schrijft: ‘Ook beoogt de Russische federatie een sleutelrol in de bewerking en opslag van radioactief materiaal van over de hele wereld. In 2004 waren de internationale contacten van de Russische kernindustrie al 3,5 miljard dollar waard.’ Ze verwijst naar een conferentie van het internationaal atoomenergie agentschap IAEA in Moskou in 2005 waar die plannen besproken werden.

Blijft de vraag waarom mensen zo lang weg konden kijken van de vernietiging die ze teweeg brachten. Brown denkt dat hun comfortabele welstand hen ervan overtuigde dat ze de juiste keuze hadden gemaakt. ‘Zelfverzekerdheid en vertrouwen brachten patriottisme voort, trouw, onderwerping en zwijgen.’

“We zijn tot veel bereid wanneer ons comfort, onze manier van leven op het spel staat. Kijk naar Edward Snowden. De helft van Amerika beschouwt hem als een verrader omdat hij ons vertelt dat de overheid ons bespioneert. We willen het niet weten. We’re all residents of Utopia, right?

 

Kate Brown, Plutopia – nuclear families, atomic cities and the great Soviet and American plutonium disasters, Oxford University Press, 2013

Robert Knoth and Antoinette de Jong, Certificate no. 00358 – Nuclear devastation in Kazakhstan, Belarus, the Urals and Siberia, Mets & Schilt, Amsterdam, 2006.

 

Posted in Artikelen, Groene Amsterdammer.

Tagged with , , , .