Skip to content


Creatief met water

Delft Integraal 2009-4

Civiele constructies mogen dan in jargon ‘kunstwerken’ heten, mooi zijn ze niet altijd. Het Climate Adaptation Lab wil daar verandering in brengen door studenten bouwkunde en civiele techniek samen te laten werken aan waterbouwkundige oplossingen met een meerwaarde.

Download als .pdf

Ongenaakbaar staan ze in het landschap. Ver van alles, maar vlak aan het water. Groot vanwege hun functie en symmetrisch vanwege de eenvoud. Haal ze maar voor de geest: het gemaal Lely bij Medemblik, Cruquius in Haarlem of de Maeslantkering. Monumenten zijn het, vaak tegen wil en dank. Ontworpen uit pure functionaliteit. Oerdegelijk, maar ook een tikje saai. Kan dat nou niet anders, speelser, intelligenter en meer multifunctioneel? Die gedachte speelde een paar jaar geleden bij waterbouwers binnen de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG). Het was het begin van het denken over wonen op het water, over multifunctionele waterkeringen en creatief omgaan met wateroverlast. Het was ook het begin van een kleine maar bruisende samenwerking tussen de faculteiten CiTG en Bouwkunde.

“Het is wel een mooi verhaal”, zegt industrieel ontwerper ir. Ties Rijcken (CiTG). “Ik had bij Bouwkunde een briefje opgehangen om studenten uit te nodigen aan de Deltacompetitie van Royal Haskoning mee te doen.” Die wedstrijd in 2006 riep op tot innovatieve oplossingen voor het wonen en werken in de rivierdelta. De TU nam eraan deel met vier teams en veroverde de eerste, de tweede en de vierde plaats. Het winnende concept was dat van een drijvende stad in het IJmeer en het team zelf groeide uit tot technostarter DeltaSync, kenniscentrum voor drijvend bouwen. Rijcken zocht contact met hoogleraar klimaatontwerp en duurzaamheid prof.dr.ir. Andy van den Dobbelsteen (Bouwkunde) om een interfacultaire ontwerpstudio op te zetten onder de naam ‘Climate Adapation Lab’.

Uit het plan Afsluitbaar Open Rijnmond, dat later door de Commissie Veerman in het nieuwe Deltaplan werd meegenomen, bleek dat er als bescherming tegen door regen aanzwellende rivieren en een stijgende zeespiegel, een ring van waterkeringen rond Rotterdam en omgeving zou moeten komen om de Rijnmond beter klimaatbestendig te maken. Voor het Climate Adaptation Lab (cal) was het aanvankelijk de uitdaging om van die waterkeringen meer te maken dan puur functionele noodvoorzieningen. Later ging de aandacht meer uit naar duurzaamheid, groen bouwen, stedelijk en regionaal water.

De samenwerking begint vruchten af te werpen. Afgelopen oktober ging de Zuid-Hollandprijs voor verbeteringen van het woon- en leefomgeving van het landelijk gebied in alle drie categorieën naar Delftenaren. Waterarchitect en Delfts alumnus ir. Bart van Bueren won samen met ir. Dries Schuwer (bureau mwh) in de categorie professionals; architect Joost van der Waal (Bouwkunde, 2009) won in de categorie bewoners/vrijwilligers met een innovatief landschapsontwerp voor het buitendijkse land bij Goeree-Overflakkee; en bouwkundestudente Anna Dijk won met haar ‘Waterslot in het Spui’ in de categorie studenten. Delftenaren zijn kennelijk creatief met water.

Kijk, zegt ir. Ad van der Toorn, en hij pakt er een houtje-touwtjemodel van een tuibrug bij. Een pyloon en een brugdek dat er met touwtjes aanhangt. “Als een civiel ingenieur een brug moet ontwerpen, zet hij de pyloon rechtop en zorgt dat alles keurig in balans is. Je moet kennelijk een bouwkundige zijn om dít te durven doen.” Hij kantelt de pyloon achterover, waardoor het model onmiddellijk doet denken aan de Erasmusbrug. “Zo wordt het spannend.”

Van der Toorn is aanspreekpunt van het Climate Adaptation Lab binnen Civiele Techniek. Hij begeleidde het afstuderen van ir. Floris van der Ziel, tot nu toe de enige civiel ingenieur binnen het cal. Civiel ingenieurs hebben weinig oog voor de esthetiek van hun ‘kunstwerken’, vindt Van der Toorn. “Ze gooien zomaar wat neer. Eerst komt er een boogbrug en dan volgt er later een tuibrug vlak naast omdat dat goedkoper is.” Rijcken zegt het anders: “Er gebeuren goede dingen bij Civiel, maar wat mist is een mooie smoel. Bouko’s kunnen het mooi verbeelden en dat is voor de TU heel goed.” Bij spraakmakende ‘kunstwerken’ zijn in de regel inderdaad bouwkundigen betrokken. De Erasmusbrug van architect Ben van Berkel is al genoemd.

Van der Toorn noemt ook de opvallende bruggen van architect én civiel ingenieur Santiago Calatrava over de Hoofdvaart in de Haarlemmermeer. En de sensationele Schotse scheepslift Falkirk Wheel die een scheepvaartvoorziening tot een toeristische attractie heeft gemaakt die jaarlijks tienduizenden bezoekers trekt. Zulke projecten komen alleen tot stand als de wil er is iets extra’s van te maken. Van der Toorn: “Je moet het zien, je moet het willen en je moet de meerwaarde op prijs stellen.” Volgens Ties Rijcken vinden bouwkundigen een waterbouwkundig object al gauw een aantrekkelijk ding. “Voor de architect is een civiel ontwerp van een brug of een dam een basis waar omheen ze hun ontwerp kunnen maken.”

De lijst van deelnemers aan het klimaatlaboratorium bevestigen dat beeld. cal-coördinator dr. Thorsten Schuetze (Bouwkunde) vertelt dat het programma in september 2008 begon (cal.1) met zeven afstudeerders van wie er één van civiele techniek kwam. De tweede groep, die een half jaar later van start ging, had zes Bouwkundestudenten, evenals cal.3 die sinds september loopt. Ondanks gemiddeld een half jaar extra studietijd door excursies (tot nu toe in Nederland, Italië, Denemarken, Zweden en Duitsland), interdisciplinaire vakken zoals watermanagement en workshops (in Nederland en Italië) kiezen jaarlijks tien tot vijftien bouwkundestudenten voor een ‘nat’ afstudeerproject.

Waarom is dat bij studenten van civiele techniek veel minder het geval? “Kennelijk is het voor architecten aantrekkelijker om een civiel thema uit te werken, dan voor civielstudenten om na te denken over hun eigen ding”, constateert Rijcken. Eén van de oorzaken ligt in de verschillende afstudeerstructuur op de faculteiten. Civiele studenten kiezen meestal uit een ruim aanbod een opdracht en voeren die dan vrij zelfstandig uit, meestal binnen een bedrijf. Bouwkundestudenten daarentegen zitten met z’n tienen in een lab, atelier of studio en werken samen aan een thema. Ze ondernemen gezamenlijke activiteiten en hebben duidelijke inleverdata voor hun werkstukken. Dat geeft structuur, groepsdynamiek en duidelijkheid, maar in de ogen van studenten civiele techniek is het ook wat schools. Van der Toorn probeert masterstudenten bij CiTG te interesseren voor het cal, maar ondervindt daarbij sterke concurrentie van het bedrijfsleven. “Je hebt veel minder grip op de student dan vroeger”, zegt de studentbegeleider. “Studenten krijgen een uitnodiging ‘Meet us in Dubai’ met een vliegticket erbij inbegrepen. Dat kunnen wij ze niet bieden. De meeste studenten kiezen ervoor om betaald af te studeren binnen een bedrijf. Ook daar kunnen we niet tegenop. Floris is een van de weinigen die ervoor bedankt heeft om betaald af te studeren.”

Coördinator Thorsten Schuetze hoopt de cal-website uit te bouwen tot een ontmoetingsplek van studenten en medewerkers van verschillende faculteiten en van bedrijven die er hun opdrachten op kwijt kunnen. Hij zou ook graag de faculteit Techniek, Bestuur en Management erbij betrekken. Het liefst zou hij één dag per week betrokken mensen uit verschillende faculteiten bij elkaar laten komen voor presentaties en discussies. “Dat was vanaf het begin het idee: praktijkgericht en interdisciplinair.”

CAL-begeleider Ad van der Toorn is sceptisch over de website als ontmoetingsplaats voor student en bedrijf. Die hebben elkaar allang weten te vinden, weet hij uit ervaring. “Er zijn bedrijven die het hele afstuderen betalen vanaf het bachelordiploma als studenten maar bij ze komen werken.” Afstuderen bij het cal wordt voor civielers pas weer aantrekkelijk als de hoogconjunctuur afneemt, denkt Van der Toorn. Of als civielers zelf gaan inzien dat de esthetiek een meerwaarde aan hun werk kan geven. “Maar als een docent dat zegt, is dat bij voorbaat verdacht.” Oprichter van het klimaatlab Rijcken werkt nu bij het Delft Research Initiative Infrastructuur en het dri Environment en verzorgt daar onder andere de studentencontacten , via cal dus maar bijvoorbeeld ook via het vak Design Challenge. Een half dozijn studenten van verschillende faculteiten werkt ongeveer een half jaar aan een praktijkvraag van een bedrijf. Dat zou ook binnen een ontwerpstudio van Bouwkunde kunnen plaatsvinden, denkt Rijcken. Infrastructuur van water blijkt bouwkundestudenten te inspireren. Maar wat te denken van andere infrastructuur zoals havens, stations en luchthavens? “Er zijn veel architecten die van infrastructuur hun core-business hebben gemaakt”, aldus Rijcken.

Meer informatie: Dr. Thorsten Schuetze
t.schuetze@tudelft.nl
www.climateadaptationlab.nl

Posted in Delft Integraal.

Tagged with , .


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.