Skip to content


Eerherstel voor de Neanderthaler

ARTIKEL Haagsche Courant, 20-02-1999

Eerherstel voor de Neanderthaler

�Harig en griezelig, met een groot gezicht als een masker, grote wenkbrauwrichels en geen voorhoofd, een enorme vuursteen beethoudend, en rennend als een baviaan met zijn hoofd naar voren en niet, zoals een man, met zijn hoofd omhoog, moet hij voor onze voorouders een angstaanjagend schepel geweest zijn om tegen te komen�. Aldus typeerde de Britse schrijver H.G. Wells in 1921 de Neanderthaler. Dat beeld heeft een drastische verandering ondergaan, zo blijkt uit een recente ontmoeting met de Amerikaanse paleoantropologe Dr. Lynne A. Schepartz van de universiteit van Cincinnati: �Als je je voorstelt hoe Neanderthalers geleefd hebben, denk ik dat je een verbazend overeenkomst zult zien met de mensen van nu.�

De eerste vondst van een Neanderthalerskelet stamt uit 1856. Arbeiders die werkten voor de kalksteenwinning stuitten toen in een grot in het Neanderthal bij D�sseldorf op een fossiel skelet: een schedeldak, dijbenen, ribben, delen van bekken en botten van armen en schouders. Direct was duidelijk dat dit geen menselijk skelet was, daar was het veel te fors voor. Men dacht aanvankelijk aan een beer, maar ook dat klopte niet.
Enkele maanden later, in februari 1857, raapte de anatoom Hermann Schaafhaussen zijn moed bijeen en verklaarde in een lezing in Bonn dat de vondsten uit het Neanderthal niet van een ziekelijk vergroeid individu afkomstig waren, maar van een normaal individu van een onbekend menstype.
Deze interpretatie sloeg in als een bom. Van de evolutietheorie had op dat moment niemand gehoord (Darwin publiceerde z�n Origin of Species twee jaar later in 1859) en men wist niet beter dan dat bestaande diersoorten altijd zo hadden bestaan. Bovendien gold het als ketters om te veronderstellen dat de mens -die zich hoog boven de natuur verheven voelde- uit het dierenrijk was voortgekomen.
In zijn boek �De Neanderthaler, een verguisde pionier� beschrijft Theo Holleman hoe zich in de decennia na de ontdekking een karikaturaal beeld van de Neanderthaler ontwikkelde. De Franse anatoom Boule speelde daarbij een sleutelrol met het beeld dat hij in 1908 beschreef: een behaarde, gedrongen gestalte, door de knie�n gezakt, met wijkende kin en afgeplat voorhoofd en aan het eind van zijn lange apenarm de onafscheidelijke knots. Zo bleef de Neanderthaler op veilige afstand voor de Moderne Mensch.
Bijna anderhalve eeuw na de ontdekking van deze vroege Europeaan is nog veel onduidelijk. Zo blijven de karikaturen van de halve wilde en een edel natuurvolk naast elkaar bestaan en is ook nog niet opgehelderd of de Neanderthaler een stamouder is van de moderne mens, of dat hij door de die laatste uit het veld gedrukt is. Niettemin lijkt er de laatste tijd sprake van een humanisering van de Neanderthaler. Aanwijzingen voor taalgebruik onder Neanderthalers spelen hierbij een grote rol.

De Amerikaanse paleoantropologe (iemand die menselijke fossielen bestudeert) Lynne Schepartz is ervan overtuigd geraakt dat de Neanderthalers konden praten en wat meer is: ze kan het aantonen aan de hand van het skelet dat ze in 1983 vond in Isra�l.
December vorig jaar was ze terug in Isra�l en bezocht ze de grotten in het Karmelgebergte waar ze zestien jaar geleden haar vondst deed. Ze vertelt: �Ik was destijds nog student en kreeg een uitnodiging om mee te helpen bij de opgraving in de Kebara-grot. Ze vroegen me om in een testkuil te werken. De meesten zagen dat niet zitten. Het was er donker en smerig, het stonk er en je moest verschillende ladders afdalen om er te komen.�
Geduldig schraapte ze laag na laag weg van het ��n vierkante meter grote gebiedje en prees zich gelukkig met de resten van kampvuren die ze daarbij aantrof. Totdat ze op een gegeven moment een menselijk botje vond. De leiding van de opgraving besloot dat ze het testgebied schoon moest maken zodat er een inventarisatiefoto gemaakt kon worden.
�Ik begon in een hoekje te borstelen en plotseling zag ik -vlak voor m�n neus- een complete rij tanden opduiken. Toen wist ik: dit is andere koek!�
Lynne Schepartz had een vrijwel compleet skelet van een Neanderthaler gevonden. �We noemden hem Moshe. En Moshe heeft een unieke complete wervelkolom. Daarnaast is er een prachtige onderkaak en het allerbelangrijkst is een prachtig geconserveerd tongbeentje.�
Het tongbeenthe is zeer fragiel en heeft de vorm van een V met een rond en afgeplat middendeel. Bij een levend mens zit dit zwevende botje in de achterzijde van de tong, maar het zit achter zoveel spieren en weefsel dat je het niet kunt voelen. Het is het enige tongbeentje dat ooit van een Neanderthaler is gevonden en volgens Lynne Schepartz is het vrijwel identiek met dat van de moderne mens.
Ze concludeert hieruit dat de Neanderthaler in staat was tot spraak: �Uit de anatomie van het tongbeen en de samenhang ervan met de onderkaak blijkt dat Neanderthalers een modern spraakorgaan hadden. Dus dat de taal niet, zoals veel mensen denken, voorbehouden is aan de moderne mens, maar dat het ook binnen de mogelijkheid van de Neanderthalers lag.�
Sinds ze Moshe vond heeft ze zich vaak afgevraagd hoe hij eruit zag en wat voor leven hij geleid heeft. Uit het skelet is gebleken dat Moshe een forse vent is geweest die niet veel ouder geworden is dan twintig jaar. Waaraan hij overleden is, valt niet uit het skelet op te maken. In tegenstelling tot andere Neanderthalers, wier skeletten gekenmerkt worden door meerdere geheelde botbreuken, lijkt Moshe 60.000 jaar geleden in het Karmelgebergte een rustig leven gehad te hebben. �Ik denk dat ze veel van onze zorgen deelden� meent Lynne. �Ze wilden weten wie bij hen in de buurt woonden, wie hun vrienden waren, wie hun concurrenten en ze wilden hun kennis over de natuurlijke en de sociale omgeving doorgeven aan hun kinderen. Uit dat oogpunt denk ik dat taal voor de Neanderthalers net zo belangrijk is geweest als voor ons.�

Neanderthalers zijn 150.000 jaar geleden in Europa ontstaan (uit een primitievere soort) en vanaf 30.000 jaar geleden bestaan er alleen nog sporen gevonden van de moderne mens Homo Sapiens. Een groep wetenschappers onder aanvoering van de Britse paleoantropoloog Chris Stringer heeft hieruit de conclusie getrokken dat Homo Sapiens de Neanderthaler uit Europa heeft �verdrongen� (het vervangingsmodel). Homo Sapiens zou daarbij het evolutionaire voordeel van taal gehad hebben ten opzichte van de minder taalvaardige Neanderthaler.
Lynne Schepartz is het daar niet mee eens:��Neanderthalers waren goed in staat zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. En als je verschillende schedels vergelijkt zie je dat de Neanderthaler langzaam veranderden in de richting van de moderne mens: een uitstekende kin, een hoger voorhoofd en een dunnere wenkbrauwboog.� Ze gelooft dan ook niet dat de Neanderthalers uitgestorven zijn. �Ik denk dat ze vandaag de dag nog onder ons zijn, althans hun genen.� De Neanderthalers zouden zich met de modernere Homo Sapiens gemengd hebben en zo deel uitmaken van het erfelijk materiaal van de huidige mens. Schepartz:��Ze zijn onder ons, ze zijn veranderd en ze zijn mens geworden.�
Welke van de twee visies (vervanging of samensmelting) de juiste is, blijft voorlopig nog onbeslist. Tegenstanders van de vervangingstheorie, onder wie Lynne Schepartz, kunnen het niet verkroppen dat de geschiedenis van de mensheid zou beginnen met een genocide op de Neanderthaler, een wezen dat ons in dat geval driehonderd eeuwen later op pijnlijke wijze een spiegel voorhoudt.

copyright � Het Inzicht / Jos Wassink, 1999

Posted in Haagsche Courant.


0 Responses

Stay in touch with the conversation, subscribe to the RSS feed for comments on this post.

You must be logged in to post a comment.