Skip to content


Varend door slib en waterplant

Het IJsselmeer is groen van de algen, het Markermeer grijs van het slib, en op het Gooimeer loop je vast in de waterplanten. Die omstandigheden hebben meer met elkaar te maken dan je op het eerste gezicht zou denken, merkt Jos Wassink na een rondje Noord-Holland.

De Noordzee, in mijn herinnering altijd de troebele en modderige branding, blijkt een paar honderd meter uit de kust kristalhelder en schitterend blauw. Dat veranderde pas bij het Marsdiep waar bij dood tij het blauwe water van de Noordzee zich mengt met het bruine van de Waddenzee. En dat gebeurt minder egaal dan je zou denken. Hele gebieden hebben verschillende kleuren en regelmatig werd het kleine bootje (Corribee 21) een decimeter opzij gezet. Alle stoere youtubefilmpjes ten spijt had ik op het Marsdiep vooral het gevoel in een notendopje te varen.

Toch heeft die kleine zeereis mijn kijk op het zoete water veranderd, want het verschil tussen binnen- en buitenwaterkwaliteit is groot.

Zodra we de sluis van Den Oever uitvoeren was de wind goeddeels weg, streken er kleine vliegjes neer op het zeil en was het water één grote groene soep. We zetten de motor bij en stuurden richting Enkhuizen, zo’n veertig kilometer verderop. Tijd om eens na te denken. Want, laten we eerlijk zijn, het is een saai stuk om te varen: groen water, een harde kaarsrechte dijk en vrijwel niets te zien. Werkhaven Oude Zeug is na tien kilometer de eerste attractie. Kun je nagaan.

Het IJsselmeer lijkt, zeker aan de westzijde, een liefdeloos project. Indertijd, bij de sluiting van de Afsluitdijk in 1932 stond natuurbehoud niet hoog op de agenda, maar domineerde veiligheid. En dat heeft de dijk gebracht. Maar niemand heeft de ecologische ramp voorzien die de omschakeling van Zuiderzee naar IJsselmeer teweeg heeft gebracht. Zelfs de legendarische natuurkenner Jac. P. Thijsse niet die, tevreden kijkend naar zwarte zee-eenden, kuifeendjes en brilduikers bij wat nu IJburg heet, opmerkte: “Ik verheug mij er zeer over, dat dit heele stuk van Amsterdam tot Muiderberg toe onveranderd zal blijven, wanneer binnen korter of langer tijd, de Zuiderzee wordt drooggelegd.” Dat was in 1915. En als Thijsse al niet kon vermoeden dat het waterleven drastisch zou veranderen door de voorgenomen ingreep, wie dan wel? Nou, Cherry Duyns haalt in zijn boek De Zoete Zee (2000) de Utrechtse kunstredacteur P.H. Ritter jr. aan die ‘een vlammend betoog’ hield tegen de (plannen voor de) Afsluitdijk. Hij voorzag: “Zelfs van de herinnering aan de natuur blijft niets meer over. Wat zee was, wordt land en de kleurige nevelen die alleen boven water worden geboren, verdwijnen voorgoed.” Maar goed, de dijk kwam er toch. Dat betekende het afscheid van de natuur waarvoor vissershavens als Urk, Marken, Huizen, Spakenburg een zware tol hebben betaald. Met de vis verdwenen veel van de vogels, die het toch al moeilijk hadden doordat het diepe water in combinatie met steile harde dijken hen weinig plek liet.

In de jaren zeventig kwam daar de milieuvervuiling nog eens overheen. Vooral de aanvoer van fosfaten vanuit de Rijn via de IJssel naar het IJsselmeer versterkte de algengroei. Vissoorten als baars, blankvoorn en brasem profiteerden van de aanvoer van voedingsstoffen. Dat veranderde een kleine twintig jaar later toen het fosfaatgehalte in het Rijnwater dankzij milieumaatregelen in Duitsland afnam. Dat was goed nieuws voor de waterkwaliteit, maar niet voor blankvoorn en brasem die sindsdien duidelijk minder voorkwamen. De aftocht van de brasem leek een gunstige invloed te hebben op de groei van waterplanten, met name aan de Friese kant van het IJsselmeer, wat weer gunstig was voor andere vissoorten. Toch was, en is veel nog onbegrepen, stelt Rijkswaterstaat in het rapport Ecosysteem IJsselmeergebied: nog altijd in ontwikkeling: “Vooral halverwege de jaren negentig lijkt in het IJsselmeergebied van alles tegelijk te veranderen, zonder dat één of enkele duidelijke oorzaak zijn aan te wijzen.”

Ondanks een gebrek aan volledig begrip, is men wel begonnen om meer plaats in te ruimen voor de natuur. Dat moet ook wel, want het IJsselmeergebied maakt deel uit van het Europese netwerk Natura 2000 van duizenden natuurgebieden van Lapland tot Gibraltar. Behalve eervol is die benoeming ook verplichtend: het vereist een beheersplan dat tot 2020 geldt.

Bij Medemblik is een voorproefje te zien van het IJsselmeer nieuwe stijl. Eerder werd daar het vogeleiland Kreupel aangelegd, dat nu voorzien is van aanlegsteigers en een toiletgebouw met uitzicht over het eiland. Zo worden natuurmaatregelen ‘verbonden’ met een vaardoel voor watersporters.

De nieuwste aanwinst ligt net ten zuiden van het regatta centrum Medemblik. Daar is de Vooroever aanzienlijk uitgebreid met een vers opgespoten vogeleiland, gras- en rietlanden. Het zand komt uit de uitgediepte vaargeul naar het stoommachinemuseum, waar ook steigers zijn aangelegd. Het is een voorbeeld van de 21-ste eeuwse aanpak: natuur- en waterkwaliteit verbeteren, kansen bieden voor recreatie en toerisme, en het verhogen van waterveiligheid. Het ‘verbinden’ van belangen wordt als sleutel tot succes gezien. Roelof Balk, directeur van de Werkmaatschappij Markermeer – IJmeer (WMIJ), ziet de Vooroever als een voorbeeld voor het Markermeer: “Wat je hier bij Medemblik op zo’n 50 hectare ziet, kunnen wij straks op 4.500 hectare gaan doen in het Markermeer – IJmeer.”

Eerlijk gezegd is daar alle aanleiding toe, want het Markermeer heeft uitzonderlijk modderig water. Dat is op satellietfoto’s goed te zien, vooral als het stevig heeft gewaaid .

Wie bij Enkhuizen het naviduct doorvaart richting het zuiden komt van groen in grijs water terecht. Het zwevende grijze slib is afkomstig van de oplossende zeeklei in het zuiden van de voormalige Zuiderzee. De sluiting van de Houtribdijk in 1976 betekende een scheiding tussen de zandbodem van het IJsselmeer en het zwevende slib in het Markermeer. Daar ging het ecosysteem over de kop. Hoe dat gaat, beschrijft biologe Ellis Penning (Deltares) in haar proefschrift Ecohydrauliek in grote ondiepe meren. Afgezien van de omschakeling van zout naar zoet water was in begin jaren ’70 de eerder genoemde toevoer van nitraten en fosfaten funest. De enorme algengroei maakte het water ondoorzichtig. Daardoor kregen de waterplanten op de bodem geen licht meer en stierven af. Het gevolg daarvan was dat fijn slib, dat tot dan toe door de planten bijeen gehouden werd, los kwam te liggen en een speelbal werd van de wind. Zoals iedere watersporter weet, bouwt de golfhoogte op met de afstand waarover de wind over het water strijkt; de hoogste golven staan aan lager wal. Maar wat Penning laat zien is dat golven aan het oppervlak het water op de bodem in beweging brengen en het slib opschudt. “Bij een meer met een gemiddelde lengte van 2000 meter en een diepte van anderhalve meter komt het water (op de bodem) in beweging bij een windsnelheid van meer dan 4 meter per seconde (14,4 km/uur).”

Als het eenmaal zover is gekomen, en het water na iedere stevige bries vol zit met opgeschud slib, is het op de bodem regelmatig pikkedonker. Dat maakt het heel onwaarschijnlijk dat er nog planten wortelen die het slib kunnen binden. En zo houdt het modderige water zichzelf in stand. Dat is de huidige toestand voor het grootste deel van het Markermeer: een vrijwel dode bak vol klotsend grijs water.

De grote vraag is natuurlijk: is er een weg terug? Of: hoe krijg je hier weer helder water? Of: is er een manier om van dat zwevend slib af te komen? De Werkmaatschappij Markermeer – IJmeer (WMIJ) heeft daarvoor in nauw overleg met overheden, belangenverenigingen en marktpartijen drie verschillende scenario’s opgesteld. In al die plannen komt de slibvang voor. Dat is een sleuf van twee kilometer lang, 400 meter breed en 50 meter diep in de noordoostelijke hoek van het Markermeer.

De bedenker van de slibgeul is Dries Hof, commercieel manager bij het baggerbedrijf Boskalis. Uit ervaring weet hij dat diepe baggerputten zich spontaan vullen met fijn slib (wat hier in feite opgeloste zeeklei is). De slibgeul maakt van de nood een deugd: de put levert zand voor werkzaamheden in en om het Markermeer en vangt slib in. Maar nooit genoeg om een verschil te maken. “Eén putje doet niet veel voor het hele Markermeer”, weet Hof. “Daar zijn meer maatregelen voor nodig, en die zijn ook bedacht.”

Voorbeelden van die andere plannen zijn de Markerwadden, eilanden voor de Lepelaarsplassen (tussen Almere en de Oostvaardersplassen) en ‘luwtestructuren’ voor de Noordhollandse oever. De gedachte achter veel van die maatregelen is hetzelfde: als golven het slib opwervelen, zorg dan voor een luwte of een put waar het kan bezinken.

De Markerwadden zijn bedoeld als kroonjuweel van het gerevitaliseerde Markermeer. Natuurmonumenten wil er met hulp van de Nationale Postcodeloterij in 2016 een begin mee maken. Het gaat dan om opgespoten gebieden met land, water en kreken ten zuiden van de Houtribdijk. In eerste instantie 1.000 hectare (drie bij drieënhalve kilometer), maar uiteindelijk tien maal groter. De watersport zal hier voornamelijk uit kanoën bestaan.

Je hoeft niet ver te gaan om te zien hoe het Markermeer zich kan ontwikkelen als het lukt om het slib te binden. Volg gewoon de vaargeul vanaf Muiderzand naar het oosten, onder de Hollandse brug door en het Gooimeer op. Het water is hier kraakhelder en weerspiegelt de blauwe lucht. Hier lijkt de natuur hersteld. Maar daar is niet iedereen blij mee. Watersporters klagen hier over de waterplanten. Zwemmers raken verstrikt, zeilbootjes blijven steken en motorboten trekken hun hele schroef vol wier.

“Rijkswaterstaat is blij met die omslag”, zegt RWS-planologe Nienke van Berkum. “Wij zien die overgang van een groene algensoep naar helder water met waterplanten als een omslagpunt in het ecologisch systeem. Het is nog fragiel, maar het gaat de goede kant op.” Schoon water is overigens geen hobby van Rijkwaterstaat, voegt Van Berkum er aan toe, maar een uitvloeisel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die sinds 2000 van kracht is. Hiermee heeft Nederland zich verplicht om de ecologie van de sloten en meren te verbeteren. Wat je er verder ook van mag vinden, het is wel duidelijk dat waterplanten en helder water hand in hand gaan.

Watersporters die overlast ondervinden van waterplanten vragen zich af of het ecologisch experiment niet een beetje is doorgeschoten. “Het probleem is”, zegt ecoloog Roelf Pot, “dat als je uit een vuile periode komt, je een periode krijgt waarbij de planten in een rijke kant van het systeem groeien. En dat levert veel snelgroeiende waterplanten op zoals doorgeschoten fonteinkruid en waterpest. Voor watersporters is dat even doorbijten.” Daar komt bij dat het hele systeem extreem gevoelig is voor fosfaten: zodra er fosfaten vrijkomen uit aanvoerende beken (met name de kippenboerderijen waren berucht) of uit de bodem van het meer, dan schiet de groei omhoog.

Ook maaien kan op die manier contraproductief werken: waterplanten binden het fosfaat, maar dat kan door beschadiging van de planten in het water terechtkomen waardoor de groei juist gestimuleerd wordt.

Maaien kan tijdelijk en plaatselijk verlichting bieden van de overlast. Rijkswaterstaat beperkt zich tot de betonde vaarwegen, maar samenwerkende gemeenten en waterschap nemen soms het initiatief om buiten de vaarwegen te maaien als antwoord op klachten vanuit de watersport.

Het komt goed, denken zowel Pot als Van Berkum. Ze baseren zich daarbij op ervaringen met de Veluwe randmeren en de Loenderveensche plas (bij Loosdrecht). Na een aantal jaren van dominantie hebben overlast veroorzakende hoge planten zoals fonteinkruid en waterpest daar plaatsgemaakt voor laagblijvende waterplanten zoals het kranswier. Zij verwachten een soortgelijke omslag in de zuidelijke Randmeren: helder water, een variëteit aan waterplanten op de bodem, en weinig in de schroef.

• Het rondje Noord-Holland staat op youtube

• www.markermeerijmeer.nl

KADER

 

Vaartips

IJsselmeer – pas op voor algenoverlast, zeker aan het einde van een periode van mooi weer. Ophoping van algen op lagerwal en in havens kan stankoverlast geven.

Markermeer – slib kan zich ophopen in wierpot. Houdt spuiend koelwater in de gaten en check de filter wanneer koelwaterstroom afneemt.

Randmeren – houdt uitkijk voor waterplanten. Lange uitlopers zijn zichtbaar op het water. Ook in toekomst zult u af en toe om een polletje heen moeten varen.

Posted in Waterkampioen.