Skip to content


‘Ontroerend dat mijn dochter naar school fietst’

Foto: Sam Rentmeester

Om de anderen in het kantoortje niet te storen vindt het gesprek buiten plaats: op een bank in de Botanische Tuin achter het Kluyverlab. Salah Al-Zuhairy, gekleed in spijkerbroek en T-shirt, geniet zichtbaar van de komende lente met ontluikend groen en gekwetter van vogels. Daar vertelt hij dat sinds het begin van de oorlog in Irak in 2003 zeker 1500 wetenschappers zijn gedood.

WIE IS SALAH AL-ZUHAIRY?
De Iraakse microbioloog dr. Salah Al-Zuhairy (1963) is na een aanslag op zijn leven samen met zijn vrouw en twee kinderen (9 en 16 jaar) het geweld in Bagdad ontvlucht. Vluchtelingenorganisaties Scholar Rescue Fund, Scholars at Risk en het Nederlandse UAF hebben sinds september vorig jaar een plek voor hem gevonden vorig jaar in het laboratorium van prof.dr.ir Mark van Loosdrecht (Technische Natuurwetenschappen) voor afvalwaterzuiveringstechnologie aan de Julianalaan. Daar werkt hij aan het Nereda waterzuiveringsproces en aan manieren om biobrandstof te maken uit gebruikt wc-papier. In Irak ontwikkelde hij een testkit voor drinkwater en biogasproductie uit afval en rioolwater. Bij de Iraqi Atomic Energy Commission kwam hij in aanraking met mensen die betrokken waren bij de ontwikkeling van biologische wapens als miltvuur. “Het werd me al snel duidelijk dat ik daar beter geen vragen meer over kon stellen”, vertelde hij daar later over. Al-Zuhairy’s verhaal is verwerkt in de theatervoorstelling ‘De verboden wetenschapsmonologen.’ Naar aanleiding daarvan werd hij geïnterviewd door Trouw en NRC Handelsblad.

Waarom zijn academici het doelwit in Irak?
“Dat is raadselachtig. Er is geen religieus motief, want er zijn wetenschappers van alle voorkomende religies gedood. Zelfs kleine minderheden zijn niet gespaard gebleven. Ik denk dat er mensen zijn die geen nieuw democratisch en vrij Irak willen zien ontstaan. Als er een nieuwe staat wordt opgebouwd, dan zullen de wetenschappers dat moeten doen. Daarom zijn zij nu het doelwit. De 1500 slachtoffers uit de wetenschap is een groot aantal op een kleine populatie. Een hoge opleiding en een titel zijn voldoende reden om op de dodenlijst te komen. Dat geldt nog sterker voor mensen die zich inzetten voor de wederopbouw van Irak en zijn instellingen. Zij zijn allemaal aangevallen.”

Kent u slachtoffers persoonlijk?
“Twee collega’s van me. Een briljante biologe die werkte aan de vroege diagnose van kanker naar aanleiding van een plotselinge stijging van het aantal gevallen van kanker in een bepaald gebied. Ze heeft heel hard gewerkt onder zware omstandigheden om te begrijpen waar die gevallen vandaan kwamen. Ze werkte keihard voor het welzijn van de hele gemeenschap. Toen werd ze aangevallen en is ze gedood. Een andere collega is beschoten. Hij heeft het overleefd maar is nu wel gehandicapt. Ik was zelf ook het slachtoffer van een gerichte aanval, die op een ongeval moest lijken. Maar ik geloof daar niks van.”

Wanneer was dat?
“Dat was in 2005. Een auto reed mij aan in Bagdad en ik raakte gewond op verschillende plaatsen. De zwaarste verwonding was die aan mijn hoofd. Mensen hebben me toen geadviseerd mijn werk stil te leggen. Maar dat weigerde ik. Ik werkte aan een kit om drinkwater te testen. Veel drinkwaterbronnen zijn vervuild en besmet geraakt door de oorlog. Ik heb een kit ontwikkeld die heel eenvoudig aangeeft of het water drinkbaar is. Het is door iedereen te gebruiken zonder verdere benodigdheden. Daar werkte ik aan. Maar mensen raadden me aan ermee te stoppen of er in elk geval niet in de openbaarheid mee te treden.”

Was het de geheime politie die u dat adviseerde?
“Nee, eerder vrienden, familie en collega’s die vonden dat ik iets moest doen om mezelf te beschermen. Ik was een actieve onderzoeker die belangrijk werk deed voor zijn land, en dat maakte me tot doelwit.”

Ik las dat u een onderscheiding hebt gekregen voor uw drinkwaterkit. Zette u dat op een gevaarlijk manier in de spotlight?
“Ja, want er volgden veel interviews met kranten en televisie. Mijn familie zei toen al dat het niet veilig was om interviews te geven. Toch stond ik erop, want het hoort bij mijn werk. Ik moet mensen aanmoedigen meer te doen om ons wetenschappelijke werk weer op te bouwen. Ik moedigde mensen aan om naar hun werk te durven gaan en het land op te bouwen. Jammer genoeg waren daar sommige mensen niet van gediend. Ik heb mijn familie toen naar Syrië gestuurd voor hun veiligheid. Ik ben alleen in Bagdad achtergebleven. Ik kan mezelf wel beschermen op een of andere manier. Ik liep rond in heel onopvallende kleren en ik verplaatste me per fiets. Dat verwacht men niet van een doctor. Zo kon ik blijven werken terwijl mijn familie in veiligheid was.”

U wist dat er aanslagen plaatsvonden op onderzoekers. Vreesde u zelf niet het slachtoffer te worden?
“Ja, en uiteindelijk hebben ze ook geprobeerd me te vermoorden. Maar je verslaat hen niet door weg te rennen. Ik wilde desnoods mezelf opofferen om hen te verslaan. Het zijn terroristen die je weerstand moet bieden. Na de aanslag keerde mijn gezin terug naar Irak, omdat ze het niet zonder mij konden stellen en omdat ze ongerust over me waren. Dat maakte mij gek van angst, want het was niet veilig voor hen daar.”
Even wrijft hij in zijn oog.

Lag u toen in het ziekenhuis?
“Nee, dat wilde ik niet. Dat is niet veilig, want misschien word je verraden, en komen ze de aanslag alsnog overdoen. Ik zat goed in de penarie, want mijn familie was weer in gevaar. Op internet heb ik een paar Amerikaanse reddingorganisaties gevonden: Scholar Rescue Fund (SRF) en Scholars at Risk (SAR). Die hebben me geholpen met een fonds waarmee mijn familie en ik ons elders konden vestigen in samenwerking met de bekende Nederlandse vluchtelingenorganisatie UAF. En zo ben ik in Delft terechtgekomen.”

U bent hier sinds september vorig jaar. Hoe bevalt dat?
“O, zelfs in mijn stoutste dromen heb ik nooit gedacht in zo’n geavanceerd laboratorium te kunnen werken, met zulke hooggekwalificeerde wetenschappers en open omgangsvormen. Ik ben dol op de informele omgang met elkaar en dat je elkaar aanspreekt met de voornaam. In onze cultuur hebben doctors en professoren alleen een achternaam. De informele omgang hier betekent voor mij het besef dat je in de eerste plaats een mens bent, en pas in de tweede plaats een wetenschapper of wat je ook doet. En het viel me op dat je familie hier op de eerste plaats staat. Die moet in orde zijn, anders kun je ook niet goed werken.”

Gaan uw kinderen hier naar school?
“Ja, collega’s hebben geholpen om naar scholen te zoeken.”

Hoe oud zijn ze?
“Mijn zoon is 16 jaar oud en zit op de middelbare school. Mijn dochter van 9 gaat naar de basisschool. Ze leren beiden snel Nederlands. Ze verstaan veel, maar hebben nog moeite met spreken. De scholen hier zijn totaal verschillend met Irak. In Irak is een school net een gevangenis; er staat een muur omheen, boze mensen schreeuwen tegen je en de klaslokalen zijn slecht gemeubileerd. Als ik hier een school bezoek, voel ik me soms verdrietig. Ik heb m’n hele leven in slechte scholen doorgebracht. Nu kunnen mijn kinderen tenminste in die mooie omgeving opgroeien, met leraren die tegen ze glimlachen en die hen goed behandelen.”

Misschien is het u opgevallen dat we in Nederland graag klagen over wat er allemaal niet goed gaat, maar het is goed van u te horen dat we in gezegende omstandigheden wonen.
“Soms vraag ik mijn collega’s waar ze van plan zijn om heen te gaan met vakantie. Want ze zijn hier al in het paradijs. Dat beseffen ze niet omdat ze eraan gewend zijn. Wij genieten volop van de vrijheid, van de vogels.”

U bent in het paradijs beland, wat erg fijn is voor u, en ik hoop dat u hier kunt blijven. Hebt u plannen of toezeggingen?
“Ik stel mijn familie en hun keuzes op de eerste plaats en ik wil hen laten kiezen. Soms grappen mijn kinderen: ‘Jullie kunnen wel teruggaan. Wij blijven lekker hier.’ Mijn dochter kan hier voor het eerst van haar leven zelfstandig op de fiets naar school. In Irak kun je dat vergeten. Daar moet je haar brengen, en haar opwachten als de school uitgaat. Zelfs dan ben je niet veilig omdat je blootstaat aan aanslagen of je dochter kan voor je ogen ontvoerd worden. Het ontroert me dat mijn kind alleen naar school kan fietsen.”

Bent u daar gerust op?
“Ik heb het gevoel dat ze veilig is, zeker hier in Delft, dat erg kindvriendelijk is. In Irak zou ik het niet toelaten. Nooit. Hun moeder heeft hier ook leren fietsen, voor het eerst van haar leven. Ze geniet daar erg van, en gaat op de fiets naar de winkels. De familie is gelukkig en mij bevalt het ook goed. Ik wilde al vóór mijn studie naar Europa. Toen kon dat niet vanwege de oorlog met Iran. Nu maak ik een heel nieuw begin in een heel andere wereld. Tijdens lezingen en discussies hoef je je niet formeel te gedragen en je kunt op iedereen kritiek uiten. Ik ben twee keer naar de Human Library geweest. De eerste keer als bezoeker, maar de tweede keer was ik door (rector, red.) Karel Luyben gevraagd om als kandidaat op te treden, als menselijk boek dus. Ik vertelde mijn verhaal (‘Inspired by the intellectual climate’, 6 maart 2011, red.) en ik merkte dat sommigen geen weet hadden van de organisaties die mijn gezin en mij uit Irak hebben gered. Dat was een goede gelegenheid om hun werk te belichten. Ja, ik heb het hier naar mijn zin. Ik zei ook tegen mijn gezin: luister eens naar al die vogels hier. Ze voelen zich hier veilig. Want vogels zijn erg gevoelig voor gevaar.”

Dus in Bagdad zijn de vogels gevlogen?
“Je hoort er geen één meer. Ze zijn gevlucht voor de bombardementen, het schieten en de agressiviteit. Daar zijn ze erg gevoelig voor. Dan gaan ze mensen ontwijken. Vogels zijn een goede indicator voor veiligheid. Ha, en kijk nou eens.” Naast zijn voet heeft zich een dikke eend genesteld. Een andere komt er aangewaggeld.

Naar interview in Delta

 

Posted in Artikelen, Delta.

Tagged with , , , , , , .